
Jarenlang werkte Wouter Staal (1969) als psychiater bij Karakter kinder- en jeugdpsychiatrie. Sinds 1 februari is hij hoogleraar Klinische Kinder- en Jeugdpsychiatrie aan het Radboudumc. Als rasechte verbinder probeert hij wetenschap en klinische praktijk dichter bij elkaar te brengen.
Je bent een druk bezet man. Hoe verdeel jij je tijd en houd je balans?
“Ik woon vlakbij Utrecht en werk vooral in Nijmegen. Het reizen kost tijd, maar ik vind het belangrijk het veld te verbinden, zowel internationaal als nationaal. Daar hoort reizen een beetje bij. In mijn geval is dat verbinden bijvoorbeeld via een bijzondere leerstoel in Leiden, een polikliniek bij Karakter in Tiel en werk als bestuurder bij de Nederlandse Vereniging voor Autisme (NVA) en Balans in Bilthoven. Centraal wonen is dan eigenlijk best handig. Met een strakke organisatie verdeel ik mijn tijd. Een fijne bijkomstigheid is mijn bijzondere bioritme; ik sta al vroeg en fit in de startblokken. Meestal ben ik om 6.30u al in Nijmegen. Daarnaast doe ik mijn best om gezond en actief te blijven. Ik doe al 30 jaar aan karate en ik wandel en zwem veel.”
Je bent sinds kort hoogleraar. Is dat een beetje in lijn met je jongensdromen?
“Mijn vader was hoogleraar in biochemie, biologie en genetica in Utrecht, dus je zou denken dat de wetenschap me met de paplepel is ingegoten. Maar op zijn werk was ik als kind vooral bezig met tekenen op het printerpapier. Wel wist ik al op jonge leeftijd dat ik dokter wilde worden. Ik heb lang getwijfeld tussen de specialisaties. Ik vond alles interessant. Toen ik een keuze-coschap kinder- en jeugdpsychiatrie deed bij
Rutger Jan van der Gaag, ging ik om: dit was mijn vak.”
Vertel eens over je verdere loopbaan?
“Na mijn studie Geneeskunde in Utrecht ging ik promoveren, deels in Amerika. Mijn onderzoek richtte zich op hersenafwijkingen bij schizofrenie. Daarna volgde ik de opleiding Psychiatrie, met de aantekening kinder- en jeugdpsychiatrie, en ging ik als kinder- en jeugdpsychiater aan de slag in het UMC Utrecht. Toen ik de vraag kreeg om in Nijmegen de kinder- en jeugdpsychiatrie steviger neer te zetten, heb ik die kans met beide handen aangenomen. Hier is de grootste psychiatrie-opleiding van Nederland, het wetenschappelijk onderzoek naar autismespectrumstoornissen – mijn interessegebied – is uitstekend en de patiëntenpopulatie is mooi. In 2009 startte ik er als psychiater, in 2012 werd ik Principal Investigator en sinds dit jaar dus hoogleraar.”
Hoe bevalt die nieuwe rol?
“Geweldig. In essentie integreer ik onderzoek, onderwijs en zorg om de kinder- en jeugdpsychiatrie voor de generatie na mij te verbeteren. Ik leid onder andere een team dat fundamenteel, genetisch onderzoek integreert met klinische studies van ontwikkelingsstoornissen. Dat betekent veel samenwerken met andere disciplines en dat vind ik mooi. Ik houd van het zoeken naar en leggen van verbindingen. Wel pragmatisch hoor, het moet wel leiden tot verbeteringen. Met afstemmen, verbinden en respectvol samenwerken heb ik als psychiater veel ervaring opgedaan; in de zorg voor je patiënten doe je bijna niet anders. Als hoogleraar lukt het me om nog meer meters te maken in samenwerking. Je bent immers nog zichtbaarder. ”
Wat hoop je over vijf jaar bereikt te hebben?
“Dan hoop ik onder andere dat we de dynamische consulten bij huisartsen in variante modellen goed hebben lopen. Nu doen we dat met Karakter alleen nog bij de huisartsen van Thermion. Wanneer zij, of bijvoorbeeld een GZ-psycholoog zoals
Pamela Visser, inschatten dat een psychiatrisch consult nodig is, kom ik naar de praktijk en adviseer ik mee. Dat werkt ontzettend goed, voor de huisartsen, Karakter en vooral: voor de patiënt. We zorgen op deze manier voor een reductie van 60-80% van doorverwijzing. Ik hoop dus dat we werkwijze naar andere praktijken kunnen uitbreiden. Verder zou het geweldig zijn als we meer kunnen gaan betekenen voor psychisch kwetsbare kinderen met een verstandelijke beperking. Daarin kan fundamenteel genetisch onderzoek hand in hand gaan met onderzoek naar neurocognitie, gedrag en behandeling.”