Wanneer de oorzaak van iemands overlijden niet duidelijk is, kan postmortem onderzoek uitkomst bieden. Veel nabestaanden vinden obductie alleen geen fijn idee. In die gevallen is beeldvormend onderzoek een goede optie. Met name voor kinderen en baby’s is de methode een goed alternatief. Onderzoeker Willemijn Klein initieerde de eerste richtlijn voor dit relatief nieuwe vakgebied.
Pathologen, radiologen, klinisch genetici en schouwartsen voeren postmortem onderzoek uit om de overlijdensoorzaak van een patiënt te verduidelijken. De uitkomst van het onderzoek kan belangrijk zijn voor nabestaanden van de patiënt. Het kan helpen bij de rouwverwerking en als het om een erfelijke of besmettelijke doodsoorzaak gaat, kunnen de nabestaanden advies krijgen over mogelijke preventie en/of behandelingsmogelijkheden.
De bekendste vorm van postmortem onderzoek is de obductie. Hierbij maakt een patholoog het lichaam van een overledene open en worden alle organen zowel met het oog als onder de microscoop bestudeerd. Tot aan de jaren ’60 werd de helft van de overledenen op die manier onderzocht. Tegenwoordig gebeurt het in minder dan 3 procent van de gevallen. Dit komt deels omdat artsen tijdens het leven van de patiënt vaak al een diagnose kunnen stellen.
Andere doodsoorzaak dan gedacht
Toch blijkt dat pathologen regelmatig nieuwe bevindingen doen in het onderzoek naar het overlijden. Radioloog Willemijn Klein: “Uit literatuuronderzoek blijkt in 20 tot 50% van de gevallen de postmortem diagnose anders is dan aanvankelijk door de behandelend arts werd gedacht.”Artsen kunnen dus veel leren van postmortem onderzoek. Klein: “Maar veel nabestaanden zien obductie niet zitten. Bijvoorbeeld omdat ze vinden dat de overledene al genoeg heeft geleden en nu rust verdient, of omdat het opensnijden van het lichaam bezwaren oproept bij de nabestaanden. Met postmortem radiologie kunnen we het lichaam bekijken zonder dat het beschadigt.” Klein is gespecialiseerd in dit bijzondere vakgebied. Ze onderzoekt ongeveer 100 lichamen per jaar. Voor het MUMC+ voert ze ook forensisch postmortem onderzoek uit.
Een bekend voorbeeld van postmortem onderzoek is een röntgenfoto of CT-scan die bij forensische casus de positie van een kogel in het lichaam laat zien. Tegenwoordig wordt er ook veel MRI gebruikt. De beeldvormende methodes zijn geschikt voor het aantonen van anatomische afwijkingen en daarom met name voor foetussen en baby’s heel geschikt. “Bij de allerkleinsten is de nauwkeurigheid 95%”, zegt Klein. Dat komt doordat de doodsoorzaak bijna altijd een anatomisch ‘foutje’ is, bijvoorbeeld een afwijking van het skelet. Bij volwassenen is de postmortem radiologie ook geschikt om de grote afwijkingen te tonen, zoals een bloeding van een aneursyma. Microscopische afwijkingen zijn niet zichtbaar; daarvoor is een obductie geschikter.
Nu de postmortem radiologie steeds vaker gebruikt wordt, is het tijd voor een richtlijn 22 februari verscheen er een publicatie over de richtlijn in de richtlijnendatabase. Willemijn Klein was voorzitter van de werkgroep die de richtlijn ontwikkelde.
-
Meer weten over deze onderwerpen? Klik dan via onderstaande buttons door naar meer nieuws.
Meer nieuws
Nijmeegse onderzoekers vinden nieuwe genetische oorzaak bubble boy ziekte SCID Genetische screening SCID via hielprik kan verder verfijnd worden
19 maart 2024Onderzoekers uit Nijmegen en Newcastle ontdekten een nieuwe genetische mutatie die leidt tot een ernstige gecombineerde afweerstoornis (SCID). Het is voor het eerst dat een mutatie in het proteasoom, een moleculaire hakselaar, is gekoppeld aan deze ernstige ziekte.
lees meer