Onderhouden van de mondfuncties

Door de sondevoeding mist uw kind bepaalde bewegings- en gevoelservaringen rondom de mond. Dit kan bij zuigelingen en peuters de ontwikkeling van de mondfuncties beïnvloeden. Het is goed om uw kind dan positieve prikkels te geven. Dit voorkomt problemen bij de overgang naar gewone voeding.
 
Dit kunt u doen door:
  • Geluid- en mondspelletjes/brabbelen.
  • Hand-mondcontact en speelgoed-mondcontact te stimuleren.
  • Uw kind te laten zuigen tijdens de sondevoeding (fopspeen, pink).
  • Uw kind smaken aan te bieden in de mond of eventueel enkele hapjes te laten eten.
  • Tanden poetsen met een zachte tandenborstel.
Probeer de eetsituatie zo gewoon mogelijk te houden en zorg voor een goede houding voor uw kind. Ook voor grotere kinderen is het belangrijk dat zij tussendoor (als dit is toegestaan) blijven eten of drinken wat zij lekker vinden. Deze hapjes hoeft u niet af te trekken van de hoeveelheid sondevoeding, tenzij de arts dit anders met u afspreekt.
Patiëntenzorg Behandelingen Sondevoeding bij kinderen

Over sondevoeding bij kinderen

Een groot aantal kinderen mag, wil of kan niet eten of drinken en heeft daarom sondevoeding nodig. Uw kind krijgt dan een slangetje (sonde) in de neus die naar de maag toegaat.

lees meer

Over sondevoeding bij kinderen

Een groot aantal kinderen mag, wil of kan niet eten of drinken en heeft daarom sondevoeding nodig. Uw kind krijgt een slangetje (sonde) in de neus die naar de maag toegaat. Grotere kinderen krijgen soms ook een sonde, omdat zij veel medicijnen moeten innemen. Heeft uw kind langere tijd sondevoeding nodig dan brengen we soms het slangetje rechtstreeks via de buikwand in de maag. Dit slangetje noemen we een maagkatheter. Deze katheter brengt een arts in onder narcose.


Contact

Kinder Maag-, Darm- en Leverziekten

(024) 361 44 15

Algemene informatie

Lees meer over de soorten sondes, de samenstelling van de voeding, het bereiden van voeding en onkostenvergoeding.
  • Er zijn verschillende soorten sondes. De voorkeur gaat uit naar een polyurethaan of een siliconen sonde. Deze hoeft u minder vaak te verwisselen dan een pvc-sonde.

    lees meer


    Soorten sondes

    Er zijn verschillende soorten sondes. De voorkeur gaat uit naar een polyurethaan of een siliconen sonde. Deze hoeft u minder vaak te verwisselen dan een pvc-sonde. Een polyurethaan sonde moet u na 4 tot 8 weken verwisselen. De verpleegkundige adviseert u hierover. Een siliconen sonde hoeft u maar om de 3 tot 4 maanden te verwisselen. Een pvc-sonde moet al na 3 dagen worden vervangen, omdat deze door de maagsappen hard wordt en het maagslijmvlies kan beschadigen. Daarom gebruiken we deze sonde liever niet in de thuissituatie. Het steeds opnieuw inbrengen van de sonde is erg belastend voor het kind en de ouders.
     

  • Samenstelling voeding

    Via een sonde kunnen we zuigelingenvoeding geven of speciaal hiervoor gemaakte sondevoeding. Deze sondevoeding bevat alle voedingsstoffen en energie die nodig zijn voor de groei en de ontwikkeling van uw kind. De hoeveelheid voeding is voor ieder kind verschillend en is afhankelijk van leeftijd, geslacht en gezondheid. De behandelend arts en de diëtiste bepalen welke voeding het beste is voor uw kind.

  • Bereiden voeding

    Als uw kind geen kant en klare voeding kan verdragen, kunt u de voeding zelf bereiden. Bij zuigelingen komt dit vaker voor dan bij grotere kinderen. U kunt meerdere porties tegelijk bereiden. Deze moet u wel in de koelkast bewaren. De voeding is in de koelkast 24 uur houdbaar. Werk bij het bereiden van sondevoeding zo hygiënisch mogelijk. Was vooraf uw handen en werk alleen met schone materialen. Bereid bij gezonde kinderen tot 4 maanden de voeding met afgekoeld gekookt leidingwater. Na deze leeftijd mag dit met gewoon leidingwater. Laat wel de kraan eerst even goed doorstromen. Vermeng de poeder en het water met een garde, zodat ook alle klontjes oplossen. Door klontjes raakt de sonde namelijk eerder verstopt. Dek de voeding af en zet deze meteen in de koelkast. Per keer haalt u 1 portie uit de koelkast.

  • Onkostenvergoeding

    De apotheek of het facilitair bedrijf levert via een verklaring de dieetpreparaten die uw kind nodig heeft. De zorgverzekeraar vergoedt vaak de extra kosten hiervan. De behandelend arts en/of dietist dient hiertoe een schriftelijke verzoek in, met name ook voor de voedingspomp.
     

Inbrengen en controle

Lees hier hoe u de sonde bij uw kind inbrengt. Controleer na het inbrengen altijd eerst de ligging van de sonde voordat u voeding of medicijnen toedient. lees meer

Inbrengen en controle

Wat heeft u nodig

  • nieuwe sonde
  • 10 cc spuitje
  • duoderm thin
  • fixomull
  • watervaste stift
  • bekertje water
  • washandje en/of handdoek

Werkwijze inbrengen sonde

  • Bij zuigelingen kunt u de sonde inbrengen terwijl uw kind ligt. Grotere kinderen nemen liever een halfzittende houding aan. Zij kunnen bijvoorbeeld op schoot zitten.
  • Was vooraf uw handen en droog ze goed af.
  • Leg van tevoren alle materialen klaar. Knip ook alvast de pleisters.
  • Bepaal vooraf hoever u de sonde moet inbrengen. Het bepalen van lengte van de neus-maagsonde doet u door deze af te meten van het puntje van de neus, via de oorlel, naar 'het midden tussen het borstbeen en de navel'. Dit is de NEMU-methode (nosetip-earlobe-midxyphoïd-umbilicus). Markeer deze plaats op de sonde met een watervaste stift.
  • Maak de sonde nat door de laatste 10 centimeter in een bekertje lauwwarm water te doen.
  • Breng daarna de sonde in tot u weerstand voelt. Dit is meestal na 5 tot 12 centimeter, afhankelijk van de grootte van uw kind en dus de grootte van de neus. Wacht bij weerstand even tot uw kind slikt. Dit kunt u stimuleren door uw kind op uw vinger of op de fopspeen te laten zuigen. U kunt ook uw kind een slokje water geven (als dit is toegestaan) of in zijn of haar gezichtje blazen. Schuif tijdens de slikbeweging de sonde rustig door totdat de markering op de sonde bij de neus zit.
  • Controleer daarna of de sonde in de maag ligt.
  • Als de sonde goed zit, plak deze dan meteen goed vast op de wang. Dan kan deze er niet meer uit glijden. Het is belangrijk dat de pleister aansluit tegen het neusgat waar de sonde in zit, zodat uw kind de sonde er niet zo makkelijk uit kan trekken. Plak de sonde ook weer niet te strak vast, omdat dit drukplekken geeft op de neusvleugel.
  • Als uw kind een gevoelige huid heeft, plak dan eerst een stukje beschermingsplaat (bijvoorbeeld duoderm thin) op de huid en pas daarna de pleister. Vraag hierover eventueel advies aan de verpleegkundige.
  • Een siliconen sonde is iets lastiger in te brengen, omdat deze soepeler is. Gebruik hierbij eventueel een glijmiddel. Gebruik geen gewone olie maar het glijmiddel dat u op recept van de arts krijgt. Als u de siliconen sonde langzaam inbrengt, gaat deze minder snel krullen.
  • Van het inbrengen van de sonde kunnen kinderen tranen in hun ogen krijgen, zonder dat ze echt huilen. Het is belangrijk dat u uw kind daarna troost en complimentjes geeft.

Controle ligging neusmaagsonde

Controleer altijd eerst de ligging van de sonde na het inbrengen van de sonde en voordat u voeding of medicijnen toedient. Het kan zijn dat de sonde te diep of juist niet diep genoeg ligt. Ook kan uw kind de sonde er een stukje uit hebben getrokken of gehoest. In deze gevallen moet u de sonde opnieuw controleren en vastplakken.

A. Controle door middel van pH-meting en beoordeling aspiraat (z.n. röntgenfoto).
B. Controle door middel van visuele inspectie.

A. Werkwijze pH-meting en beoordeling aspiraat

Het opzuigen van maaginhoud en het meten van de pH (zuurgraad) is een goede methode om onderscheid te kunnen maken tussen vocht (aspiraat) uit de luchtwegen en uit de maag.
  • Trek aspiraat op.
  • Spuit met een 5-50 ml spuit de sonde door met 2-5 ml lucht.
  • Trek enkele druppeltjes aspiraat op.
  • Beoordeel het aspiraat.
  • Bepaal de pH. Gebruik hiervoor een pH-strip met waarden in ieder geval tussen 2.0 en 9.0 en stapjes van 0.5 punt, lees voor gebruik de gebruiksaanwijzing.
  • Beoordeel de uitslag van de pH-meting. Bij een afkappunt van pH ≤ 5.5 ligt de sonde met zeer grote waarschijnlijkheid in de maag.
  • Zuurremmers hebben geen effect op de accuraatheid van dit afkappunt.
Als er geen aspiraat kan worden verkregen:
  • Leg uw kind op de (andere) zij.
  • Probeer opnieuw enkele druppels aspiraat op te trekken.
Als er nog geen aspiraat wordt verkregen:
  • Wacht 15-30 minuten.
  • Probeer opnieuw enkele druppels aspiraat op te trekken.
Als er nog steeds geen aspiraat wordt verkregen:
  • Breng de sonde 5-10% van de ingebrachte lengte verder in OF trek de sonde terug.
  • Probeer opnieuw enkele druppels aspiraat op te trekken.
Als er nog geen aspiraat kan worden verkregen:
  • Vraag advies aan de aanvragend arts. Hij of zij overweegt, afhankelijk van situatie (van uw kind), om de sonde te verwijderen en een nieuwe in te brengen of om een röntgenfoto te laten maken.
Bij hevel:
  • Wanneer de pH > 5,5: wacht tot circa 10 minuten na het inbrengen van de sonde en doe een nieuwe pH-meting.
  • Is de pH nog steeds > 5,5: start nog niet met voeden en herhaal de pH-meting na 30-60 minuten.
  • Als de pH weer > 5,5 is: vraag advies aan de aanvragend arts. Hij of zij overweegt, afhankelijk van de situatie (van uw kind), om de sonde te verwijderen en een nieuwe in te brengen of om een röntgenfoto te laten maken.

 B. Werkwijze visuele inspectie

  • Voer een visuele inspectie uit bij elke handeling aan de neusmaagsonde (bijv. aanhangen nieuwe voeding, medicatietoediening etc.).
  • Voer een visuele inspectie uit van het markeringspunt, de fixatie en als het mogelijk de mond-/keelholte.
  • Controleer de fixatie van de pleister. Fixeert de pleister inderdaad de sonde (hangt de sonde er niet los tussen)?
  • Controleer het vastgestelde markeringspunt op de sonde dat de juiste ingebrachte lengte aangeeft.
  • Inspecteer als het mogelijk is de mond-/keelholte. Ligt de sonde zichtbaar in de keel en niet opgekruld?
  • Bij afwijkingen is er mogelijk sprake van een dislocatie. Controleer in dat geval de positie opnieuw met behulp van een pHmeting.

Sonde in de luchtpijp

Als uw kind tijdens of na het inbrengen van de sonde kortademig wordt of grauw gaat zien, ligt de sonde waarschijnlijk in de luchtpijp. Soms is dan de ademhaling via de geopende sonde te horen. Het kan ook zijn dat uw kind een hoestprikkel krijgt bij het inspuiten van de lucht als u de ligging van de sonde controleert. Ook dan zit de sonde waarschijnlijk in de luchtpijp. Haal de sonde er in deze gevallen meteen weer uit en kijk of bovengenoemde verschijnselen verminderen. Als uw kind weer rustig ademt, kunt u de sonde opnieuw inbrengen. Als u vermoedt dat de sonde in de luchtpijp zit, laat dan geen voeding via de sonde lopen. De voeding komt dan namelijk in de longen en dit kan ernstige problemen geven. Blijven bovenstaande verschijnselen aanhouden, bel dan de huisarts of de wijkverpleegkundige, als u deze heeft aangevraagd.

Toedienen van voeding

Sondevoeding kunt u in porties toedienen. Meestal duurt dit 15 tot 20 minuten per keer. De voeding kan inlopen via een spuit of een toedieningssysteem. Als uw kind voor een langere periode sondevoeding krijgt, kan dit vaak met een voedingspomp. lees meer

Toedienen van voeding

Sondevoeding kunt u in porties toedienen. Meestal duurt dit 15 tot 20 minuten per keer. Sommige kinderen kunnen dit niet verdragen. De arts zal dan voorstellen de voeding langzamer in te laten lopen, bijvoorbeeld in 1 uur. Eventueel kan dit met een voedingspomp. Als uw kind ook dit niet kan verdragen, kan de voeding tijdens een langere periode inlopen. Bijvoorbeeld een gedeelte van de dag of ‘s nachts. Bij nachtelijke sondevoeding gebeurt dit altijd met een voedingspomp. Als uw kind naast de sondevoeding ook gewoon mag eten of drinken moet dit vóór de sondevoeding gebeuren. Dit omdat uw kind na de sondevoeding geen honger of dorst meer heeft en dus minder zin heeft in eten of drinken. Sommige kinderen krijgen alleen ‘s nachts sondevoeding omdat ze dan overdag zoveel mogelijk kunnen eten. Ook zijn er kinderen die nachtelijke sondevoeding willen, omdat ze de sondevoeding overdag onhandig vinden en/of ze zich ervoor schamen. Het is belangrijk dat u voor het toedienen van de voeding uw handen wast en goed afdroogt.

Inlopen van de voeding

Nadat u de ligging van de sonde heeft gecontroleerd, kunt u beginnen met het toedienen van de voeding. Geef de voeding op kamertemperatuur of als de voeding lauw tot warm is.

De voeding kan inlopen via:
  • een (open) spuit (zonder naald erop)
  • een toedieningsysteem

Voeding via spuit

Als de voeding via een open spuit inloopt, kunt u de snelheid van het inlopen bepalen door de spuit hoger of lager te houden.

Voeding via een toedieningsysteem

Een voedingspomp is een hulpmiddel om sondevoeding toe te dienen. Bij elke voedingspomp hoort een passend toedieningssysteem, een zogenaamde pompset. Door de pomp op de juiste manier in te stellen,
kunt u de inloopsnelheid van de voeding regelen.
 
De stappen bij het aansluiten van de pompset
  • Verzamel alle benodige materialen: de sondevoeding, de pomp, de pompset en spuiten.
  • Heeft de sondevoeding een tijdje opgeslagen gestaan? Dan is het verstandig om de houdbaarheidsdatum te controleren.
  • Was uw handen.
  • Open de verpakking van de pompset, draai een eventueel aanwezige rolregelklem dicht en controleer of het bijspuitpunt dicht staat.
  • Zet de sondevoeding klaar met de opening/aansluiting naar boven.
  • Neem de pompset uit de verpakking en sluit deze aan op de sondevoeding.
  • Bij sommige toedieningssystemen schroeft u het toedieningssysteem op het pak sondevoeding. Door de druppelkamer richting het pak te duwen, verbreekt het zegeltje van het pak.
  • Plaats de sondevoeding in het frame van de rugzak of hang deze aan de infuuspaal.
  • Plaats de pompset en vul deze met behulp van de vul-functie van de pomp. Bij enkele pompset is het mogelijk dit handmatig te doen.
  • Stel de pomp in op de juiste inloopsnelheid. De bediening van de pomp is afhankelijk van het type pomp. Bij iedere pomp wordt een stappenplan geleverd waarop stap voor stap staat uitgelegd hoe u de pomp kunt instellen.
  • Controleer altijd de ligging en doorgankelijkheid van de sonde voor u de sondevoeding aansluit.
  • Spuit de sonde door met 5-10 ml water, bij jonge kinderen 2,5-5 ml.
  • Sluit de pompset aan op de sonde.
  • Start de pomp.
Bij een kind met vochtbeperking neemt u lucht in plaats van water. Spoel de materialen na het inlopen van de voeding eerst met kraanwater schoon en bewaar ze in de koelkast. De spuit en het toedieningsysteem moet u iedere 24 uur vernieuwen.

Continu inlopen van voeding

Als uw kind voor een langere periode (bijvoorbeeld tijdens de nacht) sondevoeding krijgt, kan dit vaak met een voedingspomp. Dit hangt af van de dikte van de voeding en de sonde, maar ook van de leeftijd en gezondheid van uw kind. Er zijn verschillende voedingspompen verkrijgbaar. Het facilitair bedrijf bepaalt welke pomp uw kind krijgt. De afdeling of polikliniek bestelt de pomp, inclusief toebehoren. Voor de meeste voedingspompen zijn aparte systemen nodig. Het gevulde systeem wordt op een bepaalde wijze in de pomp gelegd en daarna aangesloten op de sonde. Hoe dit moet gebeuren hangt af van het merk pomp. U krijgt hierover en over de bediening van de pomp verdere instructie bij de aflevering ervan. Als de voeding continu (bijvoorbeeld tijdens de hele nacht) inloopt, is het belangrijk dat uw kind de sonde er tussendoor niet uittrekt. Er kan dan namelijk ook voeding in de longen lopen. Zorg daarom dat de sonde goed zit vastgeplakt.

Overgang naar gewone voeding

Uw kind heeft kortere of langere tijd sondevoeding gehad en mag nu weer gewone voeding hebben via de mond. Sommige kinderen hebben moeite met deze overgang. Hieronder staan tips om de overgang soepel te laten verlopen.
  • Geef de voeding in een rustige omgeving, waarbij u zelf ontspannen bent en een rustig tempo aanhoudt.

    lees meer


    Omstandigheden

    Geef de voeding in een rustige omgeving, waarbij u zelf ontspannen bent en een rustig tempo aanhoudt. Zoek voor uw kind een goede houding. Dit kan zijn op schoot, in de maxicosi, in de kinderstoel of op een gewone stoel aan tafel. Zorg voor een gezellige sfeer. Gebruik regelmatig de gewone eetsituatie, waarin uw kind ook andere mensen ziet eten. Als uw kind de situatie nog als bedreigend ervaart, leidt uw kind dan af met liedjes, speeltjes en muziek. Dit kunt u geleidelijk afbouwen.

  • Soort en samenstelling

    Uw kind moet wennen aan de prikkels van voedsel in de mond. Daarom is het belangrijk om uit te zoeken wat uw kind lekker vindt. Bekijk of uw kind van zoet of van hartig houdt of juist van een neutrale smaak. Ga bij een peuter na wat hij of zij vroeger lekker vond voordat hij of zij sondevoeding kreeg. Houd er rekening mee dat fruit vaak meer prikkelt dan groente. De gewone voeding moet niet te warm, niet te koud en niet te dun of te dik zijn. U kunt het beste de dikte van vla aanhouden. Wat later kunt u meer verschillende smaken, verschillende temperaturen, en vloeibaarder en grover voedsel geven.

  • Toediening

    De voeding kunt u op verschillende manieren geven. Kinderen jonger dan 3 maanden hebben nog het zuigreflex. U kunt dan met flesvoeding beginnen. Soms lukt dit ook nog bij kinderen ouder dan 3 maanden als het zuigen is onderhouden met een speen. Lukt dit niet dan is het beter een lepel en een beker te gebruiken. Kinderen die snel benauwd zijn, ervaren lepelvoeding vaak minder belastend dan flesvoeding. Dit geldt ook voor kinderen jonger dan 3 maanden.

  • Gedrag

    Dwing uw kind niet om te eten. Stop als uw kind het eten afweert. Geef uw kind complimentjes bij elke goede hap. Zo ervaart uw kind eten als iets leuks. U kunt dit doen door uw kind iets te geven waar hij of zij graag mee speelt, door het zingen van een liedje of gewoon ‘goed zo’ te zeggen. Houd rekening met de conditie van uw kind. Het kan zijn dat uw kind alleen een gedeeltelijke maaltijd aankan. Bouw dit dan zorgvuldig op. Aanvullende sondevoeding blijft dan nodig. Het kan zijn dat uw kind zich in het begin vaker verslikt door een tekort aan ervaring. Sla uw kind dan nooit op de rug, maar buig uw kind het hoofd en bovenlichaam naar voren.

  • Houding

    Een goede houding tijdens de gewone voeding is voor jonge kinderen erg belangrijk. Dit kan per kind verschillen. Enkele suggesties hiervoor zijn:
    • Geef beweeglijke kinderen veel steun.
    • Help gespannen kinderen eerst te ontspannen.
    • Laat kinderen die het benauwd hebben iets achterover strekken om beter te kunnen ademen.
    Raadpleeg eventueel een kinderfysiotherapeut voor een geschikte houding.

  • Bevorderen hongergevoel

    Geef uw kind gewone voeding als hij of zij zich lekker voelt, trek heeft, goed wakker is, goede zin heeft en niet ziek is. Houd rekening met de tijd waarop u sondevoeding geeft. Het beste kunt u gewone voeding geven voor het toedienen van de sondevoeding.

  • Afbouwen

    Als de hapjes goed gaan, kunt u beginnen met het geven van de gewone voeding via de mond. De hoeveelheid gewone voeding trekt u af van de hoeveelheid sondevoeding. Geleidelijk kunt u dan de sondevoeding afbouwen en de gewone voeding uitbreiden. Zijn er weinig problemen bij de gewone voeding en is het medisch verantwoord dan kunt u een sondevoeding overslaan. Als uw kind de hele dag gewone voeding krijgt, kan het nodig zijn ‘s avonds nog iets bij te geven via de sonde. Zo blijft het eten overdag ontspannen en hoeven de porties niet groter te zijn dan uw kind aankan.

  • Oudere kinderen

    Voor oudere kinderen die voor de sondevoeding al zelf hebben gegeten, is het belangrijk dat zij naast de sondevoeding ook gewoon via de mond eten (als dit is toegestaan). Probeer tijdens de maaltijden voor een goede sfeer te zorgen en voorkom spanningen. Laat uw kind eten waar hij of zij zin in heeft. Bied wel voldoende variatie aan. Het kan zijn dat kinderen door bepaalde medicijnen andere voorkeuren krijgen. Probeer dit uit te zoeken zodat u hier rekening mee kunt houden. Bied uw kind kleine porties voeding aan. Meestal is het niet het soort voeding wat tegenstaat, maar meer de hoeveelheid. Als uw kind snel misselijk wordt, kan zelfs de geur van de warme maaltijd al misselijk maken. Geef uw kind daarom nog iets te eten voordat u gaat koken. Wilt u voor grotere kinderen nog meer weten over hoe u het eten kunt stimuleren? Vraag dit dan aan de verpleegkundige of de diëtiste. Zij hebben nog tips wat betreft boekjes en recepten.

Mogelijke problemen

Sommige kinderen zijn tijdens of na het inlopen van de voeding misselijk, braken de voeding uit of krijgen diarree. Dit kan verschillende oorzaken hebben. Ook kan de sonde verstopt raken.
  • Sommige kinderen zijn tijdens of na het inlopen van de voeding misselijk of braken de voeding uit.

    lees meer


    Misselijkheid en braken

    Sommige kinderen zijn tijdens of na het inlopen van de voeding misselijk of braken de voeding uit. Dit kan door de aandoening komen die uw kind heeft of door de bijwerking van een bepaalde behandeling. Daarnaast kan de misselijkheid of het braken ook komen door:
    • te snel inlopen van de voeding
    • te grote hoeveelheid voeding per portie
    • te zware voeding
    • vertraagde maagontlediging
    • verkeerde ligging van de sonde
    • de medicatie
    • infectie
    Als u zelf geen vergissingen heeft gemaakt bij de bereiding of bij het in laten lopen van de voeding, raadpleeg dan de behandelend arts van uw kind.

  • Diarree

    Sommige kinderen krijgen diarree van sondevoeding. Mogelijke oorzaken hiervan zijn:
    • te snel inlopen van de voeding
    • te grote hoeveelheid voeding per portie
    • te koude voeding
    • te diep liggende sonde
    • bacteriële besmetting
    • foute samenstelling van de voeding
    • slecht functionerend maagdarmkanaal
    • gebruik van antibiotica of andere medicijnen
    Als u alles volgens afspraak heeft uitgevoerd, overleg dan met de behandelend arts op welke manier de diarree kan verminderen.

  • Verstopte sonde

    De sonde kan verstopt raken door:
    • klonterige voeding
    • onvoldoende voor- en naspoelen met water, waardoor voedingsresten in de sonde achterblijven
    • combinatie medicijnen en voeding
    Probeer de sonde weer open te krijgen met een 10 ml spuitje en lauw water. Maak met de stamper van de spuit steeds trekkende en pompende bewegingen. Gebruik nooit koolzuurhoudende dranken, omdat de sondevoeding hiervan gaat klonteren.

  • Uitbraken van de sonde

    Als uw kind de sonde uitbraakt, maak dan de pleister los en trek de sonde voorzichtig uit de neus. Soms is de sonde voor een gedeelte in de mond opgekruld of hangt het uiteinde uit de mond. Vertel uw kind dat dit niet erg is, maar dat er wel een nieuwe in moet. Kunt u zelf geen sonde inbrengen en braakt uw kind de sonde ‘s avonds uit? Wacht dan tot de volgende dag en maak een afspraak met de wijkverpleegkundige, de huisarts of met de polikliniekverpleegkundige. Bij sommige aandoeningen is het niet toegestaan te wachten tot de volgende dag. Overleg daarom altijd vooraf met de behandelend arts wat u moet doen als de sonde er `s nachts uitgaat.

  • Pijnlijke mond

    Doordat uw kind minder eet of drinkt, produceert het mondslijmvlies ook minder speeksel. Hierdoor kunnen er irritaties en soms zelfs infecties van de mondholte ontstaan. Naast een goede preventieve mondverzorging is het fijn als uw kind regelmatig op een ijsklontje kan zuigen of op een suikervrije kauwgom kauwt. Maak ook bij zuigelingen 4 keer per dag het mondje schoon met een gaasje gedrenkt in gekookt water. Vanaf 4 maanden kunt u hiervoor gewoon kraanwater gebruiken. Smeer de lippen van uw kind dun in met vaseline of duratears om uitdroging te voorkomen.

Aandachts­punten

Lees hier meer over wat u moet doen op het gebied van de mondfunctie van uw kind, de mondverzorging, medicijnen en hoesten en niezen.
  • Door de sondevoeding mist uw kind bepaalde bewegings- en gevoelservaringen rondom de mond. Dit kan bij zuigelingen en peuters de ontwikkeling van de mondfuncties beïnvloeden.

    lees meer


  • Mondverzorging

    Het is belangrijk om het gebit en de mondholte van uw kind 3 keer per dag te verzorgen. Heeft uw kind geen wondjes of irritaties in de mond dan kunt u gewoon tandenpoetsen en na laten spoelen met water. Als uw kind wel irritaties in de mond of een verhoogde kans hierop heeft, dan krijgt u van de verpleegkundige instructies over de manier waarop u de mond kunt verzorgen.

  • Medicijnen

    Een sonde kan door medicijnen eerder verstopt raken. Geef daarom zoveel mogelijk de vloeibare vorm van een medicijn. Overleg dit met de arts of de apotheker. Sommige drankjes zijn erg stroperig. Deze kunt u vlak voor toediening verdunnen met een beetje water. Bestaat er geen vloeibare vorm laat dan de apotheker het medicijn tot poeder maken. Maak de medicijnen niet aan met voeding, maar altijd met water. Mengen met voeding geeft namelijk eerder klonters. Soms maakt de verpleegkundige hierover een andere afspraak met u. Bijvoorbeeld als uw kind een vochtbeperkend dieet heeft.

    Volg verder bij het geven van medicijnen de richtlijnen op van de afdelingsverpleegkundige. Controleer voordat u een medicijn geeft ook altijd eerst of de sonde nog goed in de maag ligt. Spuit de sonde voor en na het inspuiten van het medicijn door met 3 tot 10 ml lauw water. Dit is afhankelijk van de leeftijd van uw kind. Hierdoor blijft de binnenwand van de sonde glad. Gebruik hiervoor 10 ml spuitjes, geen 1,2 of 5 ml spuitjes. Zo voorkomt u dat u medicatie of water met een te hoge druk inspuit. Als uw kind een vochtbeperkend dieet heeft, overleg dan over de hoeveelheden water met de arts. Eventueel kunt u de sonde dan ook met lucht doorspuiten. Als u de medicijnen moet toedienen tijdens de voeding, dan moet dit via het Y-stukje van het toedieningsysteem gebeuren. Ook het Y-stukje moet u voor en na de toediening doorspuiten met water.

  • Hoesten en niezen

    Als uw kind veel hoest of niest tijdens de sondevoeding dan is het verstandig de ligging van de sonde een keer extra te controleren. Dit om te beoordelen of de sonde door het hoesten niet in de keelholte zit opgekruld. Als dit het geval is, verwijder dan de sonde. Heeft uw kind al een deel van de sondevoeding gehad, wacht dan met de sonde opnieuw in te brengen totdat de maag weer leeg is.


Kinder Maag-, Darm- en Leverziekten

Bezoekadres

Radboudumc hoofdingang
Geert Grooteplein Zuid 10
6525 GA Nijmegen

Routebeschrijving

Reis naar Geert Grooteplein Zuid 10
Ga naar binnen bij: Hoofdingang
Volg route 788
  • Medewerkers
  • Intranet