De vuurwerkramp in Enschede leverde in het eerste jaar na de ramp een piek aan gezondheidsproblemen op, in de jaren daarna ebden die problemen geleidelijk weg. Dit blijkt uit een onderzoek van huisarts Rik Soeteman waarop hij 26 juni promoveert aan het UMC St Radboud, afdeling Eerstelijnsgeneeskunde. Bij de promotie is aanwezig prof. mr. Pieter van Vollenhoven, voorzitter van de Onderzoeksraad voor Veiligheid.
Op 13 mei 2000 explodeerde een vuurwerkdepot in Enschede waardoor een woonwijk werd verwoest. Rik Soeteman deed onderzoek naar de gezondheidsproblemen van de slachtoffers van de ramp met gegevens uit de elektronische patiëntendossiers van 30 Enschedese huisartspraktijken. Hij vergeleek de gegevens over een periode van één jaar voor de ramp tot vijf jaar daarna. In het eerste jaar na de ramp piekten de gezondheidsproblemen, maar ze verdwenen geleidelijk in de erop volgende jaren.
Soeteman: “De grootste groep krijgt de klap in het eerste jaar, maar de meeste mensen herstellen dus wel goed. Slachtoffers hadden de grootste kans op gezondheidsproblemen als zij huis en haard hadden verloren, of als zij in het jaar voor de ramp al met psychische problemen bij hun huisarts waren geweest.”
Meer informatie
Lees verder over het onderzoek op de website van het NIVEL, Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg. Bij dit instituut verrichtte Soeteman zijn promotie-onderzoek.
Meer gegevens over de promotie vindt u in de Science agenda van het UMC St Radboud.
-
Meer weten over deze onderwerpen? Klik dan via onderstaande buttons door naar meer nieuws.