Anti-epileptica

Deze medicijnen zorgen ervoor dat uw hersencellen minder gevoelig worden voor prikkels die ze ontvangen. Hierdoor heeft u minder kans op aanvallen. Het voorschrijven van het juiste medicijn komt erg nauw. Het gaat niet alleen om het onderdrukken van de aanvallen maar ook om het voorkomen van bijwerkingen. De vorm van epilepsie en het soort aanvallen spelen een belangrijke rol bij de keuze van het juiste medicijn. Daarom is een goede beschrijving van de ziektegeschiedenis en uw aanvalsverloop belangrijk. Als er twijfel is of er (nog) sprake is van epileptische aanvallen, kan een EEG (electroencephalogram) meer duidelijkheid geven.
Naast het soort medicijn, is ook de dosis belangrijk. Die is per persoon verschillend.
In de eerste weken van behandeling met een anti-epilepticum moet uw lichaam hieraan wennen. Bijwerkingen die dan kunnen optreden zijn: slaperigheid, moeheid, duizeligheid, dubbelzien, cognitieve stoornissen en stemmingsstoornissen.Meestal verdwijnen deze bijwerkingen na enkele weken.

Adviezen bij gebruik van anti-epileptica

  • Houd uw voorraad anti-epileptica in de gaten, zodat u niet plotseling zonder komt te zitten. Een herhaalrecept voor medicijnen kunt u bij uw huisarts halen.
  • Uw medicatie neemt u altijd in, ook als u een andere ziekte heeft.
  • Als u door een arts andere medicijnen krijgt voorgeschreven, geef dan altijd aan dat u anti-epileptica gebruikt.
  • Als u medicatie heeft uitgebraakt, neem de dosis dan nogmaals in.
  • Neem uw medicijnen regelmatig in. Bouw een routine in, bijvoorbeeld na uw maaltijd.
  • Gebruik niet te veel alcohol.
  • Leef en eet regelmatig.

Medicijnen om aanvallen van epilepsie te voorkomen

De meeste gebruikte medicijnen om epilepsie zoveel mogelijk te voorkomen zijn: levetiracetam (Keppra), natriumvalproaat (Depakine), lacosamide (Vimpat), Clobazam (Frisium), carbamazepine (Tegretol), fenytoine (Diphantoine), oxcarbazepine (Trileptal), en lamotrigine (Lamictal). Meestal wordt met een lage dosis begonnen en kan de dosis worden opgehoogd bij onvoldoende effect. Bij enkele medicijnen is het nodig de dosis geleidelijk te verhogen.

Medicijnen om aanvallen van epilepsie te onderdrukken

Bij langer durende aanvallen met spierschokken is het soms nodig medicijnen te geven die de aanval onderdrukken. Vooral als de spierschokken langer door gaan dan 5 minuten. Voorbeelden zijn midazolam (Dormicum, neusspray) en diazepam (Stesolid, rectiole voor rectale toepassing). Midazolam neusspray is het makkelijkst in gebruik en daarom het meest voorgeschreven. Als de spierschokken langer dan 5 minuten aanhouden, wordt in elk neusgat één pufje midazolam gegeven van 2,5 mg. Totaal dus twee pufjes = 5 mg midazolam.

Medicijnen tegen epilepsie als u niet kunt slikken

Door een gedaald bewustzijn of neurologische uitval kunt u soms niet meer in staat om te slikken. Een infuus is in deze situatie vaak niet mogelijk of wenselijk. Vaak is het wenselijk om toch medicijnen tegen epilepsie te blijven geven Op vaste tijden kan diazepam via de anus of clonazepam via de mondholte worden toegediend. Overleg dit met uw arts.

Epilepsie uit zich in de vorm van aanvallen. Niet iedereen met een hersentumor krijgt epileptische aanvallen. Deze aanvallen ontstaan door een plotselinge, tijdelijke kortsluiting van de elektrische prikkeloverdracht in uw  hersenen. Er zijn veel verschillende soorten aanvallen. De verschijnselen hangen af van welk deel van de hersenen meedoet. Iemand kan spierschokken hebben, vreemde bewegingen maken, iets vreemds ruiken, even afwezig zijn en/of buiten bewustzijn raken.
Over het algemeen kunnen aanvallen van epilepsie goed behandeld worden met medicijnen. Er bestaan 2 soorten medicijnen tegen epilepsie: medicijnen om aanvallen te voorkomen en medicijnen om aanvallen te onderdrukken.
 

Wat is epilepsie?

Een epileptische aanval kan verschillende vormen hebben, afhankelijk van de plaats in uw hersenen waar de stoornis zich bevindt en van de grootte van het gebied dat erbij betrokken is. lees meer

Wat is epilepsie?

Een epileptische aanval kan verschillende vormen hebben, afhankelijk van de plaats in uw hersenen waar de stoornis zich bevindt en van de grootte van het gebied dat erbij betrokken is.

Er zijn 2 hoofdgroepen van epilepsie: partiële en gegeneraliseerde epilepsie. Onder deze hoofdgroepen vallen vele soorten aanvallen.

Partiële aanvallen

Bij partiële aanvallen begint de stoornis in een bepaald gedeelte van de hersenen. De verschijnselen zijn heel verschillend. Deze zijn afhankelijk van het gedeelte van de hersenen waarin de stoornis optreedt. Bij de meeste aanvallen blijft iemand bij bewustzijn, soms is er een bewustzijnsstoornis.

Uitingsvormen
  • plotseling ongecontroleerde bewegingen van armen of benen
  • het ruiken van een vreemde geur of een nare smaak in de mond krijgen
  • prikkelingen of tintelingen in uw hand, arm, been of voet
  • trekkingen om de mond

Gegeneraliseerde aanvallen

Bij gegeneraliseerde aanvallen doet de stoornis zich plotseling in de hele hersenen voor (beide hersenhelften, links en rechts). Een partiële aanval kan overgaan in een gegeneraliseerde aanval. Bij gegeneraliseerde aanvallen is er altijd een stoornis van het bewustzijn, dat wil zeggen dat mensen zich niet meer herinneren wat zich tijdens een aanval gebeurde.

Uitingsvormen
  • Tonisch-clonische (grote) aanvallen
Tonisch-clonisch betekent ‘verkrampt en schokkend’. Dit is de meest bekende aanval, maar niet de meest voorkomende. Bij dit soort aanvallen raakt u plotseling buiten bewustzijn en kunt u vallen. In de eerste fase zijn alle spieren van uw lichaam gespannen. Door deze spanning wordt de lucht die in uw  longen zit naar buiten geperst langs de aangespannen stembanden, waardoor vaak een schreeuw ontsnapt. U merkt daar zelf niets van en de schreeuw is geen uitdrukking van pijn of angst. Hierna treden schokkende bewegingen op. Een tongbeet en incontinentie van urine zijn bijkomende verschijnselen. De clonische fase duurt zelden langer dan enkele minuten. Als de krampen ophouden, is de aanval voorbij. U blijft wel nog enige tijd buiten bewustzijn door uitputting van uw hersenen. Daarna, als uw bewustzijn terugkeert, voelt u zich moe, bent u nog wat in de war en kunt u last hebben van hoofdpijn. Er is een grote behoefte om te gaan slapen. De volgende dag kunt u vaak last hebben van spierpijn door de grote krachtsinspanning die is geleverd.
  • Status epilepticus
Een status epilepticus is in feite een aanval die blijft voortduren. De aanvalstoestand kan lang duren of een aanval gaat over in de volgende, zonder dat iemand bij bewustzijn is geweest. Er is sprake van een status epilepticus als de aanval of serie aanvallen langer duurt dan 30 minuten.

Adviezen voor omstanders

Bij de meeste soorten aanvallen is eerste hulp niet nodig De meeste epileptische aanvallen stoppen binnen enkele minuten. Het is wel belangrijk om gevaarlijke situaties die tijdens een aanval kunnen ontstaan, te vermijden. Bij een status epilepticus moet de patiënt altijd naar het ziekenhuis. lees meer

Adviezen voor omstanders

Bij de meeste soorten aanvallen is eerste hulp niet nodig De meeste epileptische aanvallen stoppen binnen enkele minuten. Het is wel belangrijk om gevaarlijke situaties die tijdens een aanval kunnen ontstaan, te vermijden. Bij een status epilepticus moet de patiënt altijd naar het ziekenhuis.

Tips voor de omstander(s) tijdens de aanval:
  • houd nieuwsgierige voorbijgangers op afstand
  • probeer het hoofd te beschermen door er iets zachts onder te leggen
  • maak knellende kleding los (jas, stropdas)
  • neem een eventuele bril af
  • blijf bij de persoon, observeer wat er gebeurt en houd de tijd bij
  • verplaats de persoon alleen als de situatie waarin hij/zij zich bevindt onveilig is\
Na de aanval:
  • Als de aanval voorbij is en de persoon verslapt, leg hem/haar dan op de zij. Doe het hoofd iets naar achteren en verwijder eventueel een loszittend kunstgebit. Dit om de ademweg vrij te maken.
  • Blijf bij de persoon tot hij/zij weer goed bij kennis is, vertel wat er gebeurd is en stel hem/haar gerust.
Wat moeten omstanders niet doen bij een aanval?
  • Probeer niets tussen de tanden te stoppen. Meestal is het hiervoor toch te laat, omdat de kaken al op elkaar geklemd zijn. U kunt uw vingers in gevaar brengen of de tanden van de betrokkene beschadigen.
  • Probeer de heftige bewegingen van armen en/of benen niet tegen te houden,dit heeft geen zin en kan spierbeschadiging en/of botbreuken van de betrokkene veroorzaken. Haal, als dat mogelijk is, wel voorwerpen in de omgeving van de betrokkene uit de weg zodat deze zich niet onnodig kan bezeren.
  • Verplaats de betrokkene niet, tenzij deze zich tenminste in een onveilige situatie bevindt.
  • Mond-op-mond beademing heeft geen zin, de luchtwegen zijn geblokkeerd.
  • Geef niets te eten of te drinken tot de betrokkene goed bij bewustzijn is.
  • Geef geen extra anti-epileptica. Als het voorgeschreven is, kan een rectiole (vloeibare vorm van het medicijn dat via de anus wordt toegediend) toegediend worden.
Als de aanval langer duurt dan 5 minuten of als de aanval snel wordt gevolgd door een volgende aanval, is het zinvol om medicatie toe te dienen. Wij raden u aan contact te zoeken met een arts. In eerste instantie belt u met uw huisarts en eventueel met 112.

Anti-epileptica

Deze medicijnen zorgen ervoor dat uw hersencellen minder gevoelig worden voor prikkels die ze ontvangen. lees meer

Autorijden en epilepsie

Als u een epileptische aanval heeft gehad gelden speciale regels ten aanzien van uw rijvaardigheid. lees meer

Autorijden en epilepsie

Een epileptische aanval tijdens het auto- of motorrijden kan ernstige gevolgen hebben voor u en uw medeweggebruikers. Daarom kan het zijn dat u minder geschikt bent om aan het verkeer deel te nemen.
Wanneer u een epileptische aanval heeft gehad, moet u altijd contact opnemen met het Centraal Bureau voor de Rijvaardigheid (CBR) en een Gezondheidsverklaring (voorheen Eigen verklaring) invullen. De medisch adviseur van het CBR beoordeelt uw Gezondheidsverklaring.

  • Rijbewijs groep 1 (personenauto’s en motoren): na 1 epileptische aanval bent u 6 maanden ongeschiktom auto te rijden. Als u meer dan 1 aanval heeft gehad, bent u 12 maanden ongeschikt. Deze gaan in vanaf de laatste aanval. Als u door het CBR rijgeschikt wordt bevonden, krijgt u een rijbewijs met een beperkte geldigheidsduur.
  • Rijbewijs groep 2 (vrachtwagens en bussen) en beroepsmatig rijden groep 1 (taxi): als u epilepsie heeft, bent u voor dit rijbewijspermanent ongeschikt.

Op bovengenoemde afspraken zijn een aantal uitzonderingen van toepassing. Meer informatie hierover vindt u op deze website.
 U kunt uw vragen ook stellen aan uw behandelend arts of contact opnemen met de polikliniek.

  • Medewerkers
  • Intranet