Nieuws De gezondheidszorg als supermarkt. Wie wordt daar beter van?

3 februari 2005

Tijdens het UMC St Radbouddebat op 24 januari in Lux gaf professor Erik Schuit (Erasmus MC, Rotterdam) een gastcollege over de nieuwe zorgverzekeringswet. Hieronder leest u de tekst.




De nieuwe Zorgverzekeringswet (ZVW) die minister Hoogervorst in december 2004 door de Tweede Kamer loodste, is zeker een historische prestatie van formaat. Alle eerdere pogingen van ministers en staatssecretarissen vóór hem om een volksverzekering voor ziektekosten tot stand te brengen – te beginnen met het wetsvoorstel van Abraham Kuyper in 1904 – zijn immers voortijdig gestrand. En hoewel de Eerste Kamer later deze maand nog zijn zegen moet geven, lijkt de nieuwe ZVW het voorlopige einde van twintig jaar politieke discussie over het Nederlandse zorgstelsel. Maar de belangrijkste vraag is daarmee nog niet beantwoord: wordt de burger er beter van?

De doelstellingen zijn in elk geval helder. De stelselherziening moet leiden tot meer doelmatigheidprikkels in de gezondheidszorg, zonder de solidariteit en de toegankelijkheid aan te tasten. Daarnaast moet het afschaffen van het archaïsche onderscheid tussen de ziekenfonds- en de particuliere verzekering, meer op maat gesneden zorg opleveren voor de zorgvrager, de patiënt. Kortom: een betere zorg voor minder geld.

Het zijn de zorgverzekeraars die de betere zorg voor hun verzekerden moeten gaan afdwingen. Namens de verzekerde sluiten zij voordelige contracten door met zorgverleners over prijs en kwaliteit te onderhandelen. De verzekeraar heeft immers een sterkere onderhandelingspositie dan de individuele zorgconsument, kan meer vergelijkende informatie verzamelen, neemt geen afhankelijkheidspositie in ten opzichte van de zorgaanbieder en – anders dan de consument, die slechts premie betaalt – de verzekeraar moet op de prijs letten omdat hij een financieel risico draagt.

Om de macht van de zorgverzekeraars niet te groot te maken, hebben zij de plicht iedere burger en patiënt te accepteren, ongeacht hun gezondheidstoestand. Bovendien mogen zorgverzekeraars hun premies niet differentiëren naar ziekterisico: zieke en gezonde burgers betalen dezelfde basispremie. Zorgverzekeraars die relatief veel zieken hebben gecontracteerd, krijgen daarvoor een financiële compensatie. Dit risicovereveningssysteem moet het voor verzekeraars oninteressant maken hun verzekerden te gaan selecteren op hun gezondheidsrisico. Burgers en patiënten hebben zo een volledige keuzevrijheid. Onderling concurreren de zorgverzekeraars om de gunst van de verzekerde door het aanbieden van een wettelijk vastgelegd basispakket met een goede kwaliteit zorg tegen een zo laag mogelijke prijs. En wie wil, kan zich naast dit basispakket aanvullend bijverzekeren.

Aan de burger dus de taak om een goede zorgverzekeraar te kiezen. Natuurlijk selecteert hij ook zijn eigen ziekenhuis en huisarts, maar hij moet wel kijken of zijn verzekeraar daar een goed contract mee heeft afgesloten. Wie niet tevreden is met zijn verzekeraar, moet “stemmen met de voeten” door over te stappen naar een concurrent die een beter zorgpakket biedt voor een lagere premie.

Zeker biedt dit systeem kansen voor de burger. Ten eerste bestaat de kans dat de verzekerde betere zorg krijgt tegen een lagere prijs, doordat hij zijn verzekeraar stimuleert om zo goed mogelijke zorg in te kopen. Mogelijk ook zullen verzekeraars speciale, op maat gesneden zorgarrangementen aanbieden voor specifieke groepen chronisch zieken. Wellicht komt er meer aandacht voor goede diagnostiek, verwijzing en therapie – want hoe efficiënter en sneller het zorgtraject, hoe lager de kosten. Wellicht komt er meer aandacht voor patiëntveiligheid, zeker nu deze met de ontwikkeling van prestatie-indicatoren steeds beter meetbaar wordt. Bovendien kan het nieuwe stelsel leiden tot meer prikkels voor een doelmatige organisatie, waarbij te denken valt aan efficiënte logistiek, taakherschikking en openingstijden die beter passen bij de preferenties van burgers. Ten slotte biedt het systeem mogelijkheden voor collectieve contracten voor specifieke patiëntengroepen.

Maar het systeem kent ook bedreigingen voor de positie van burgers en patiënten. Ten eerste dreigt een gebrek aan transparantie. De nieuwe wet zal een behoorlijke polisdifferentiatie in zowel de basis- als de aanvullende verzekeringen met zich mee brengen. De overheid heeft daarbij het nieuwe stelsel nodeloos ingewikkeld gemaakt door de invoering van vijf verschillende hoogten van eigen risico. Bovendien laat consumenteninformatie over kwaliteit van zorg nu nog veel te wensen over en bestaat er grote onduidelijkheid over de overstapregels bij verschillende polissen. Kortom, de overheid moet zeer alert zijn op een voldoende mate van transparantie, omdat die strikt noodzakelijk is voor de functionering van het systeem.

Een tweede gevaar is dat bepaalde groepen patiënten met een specifieke zorgbehoefte onvoldoende in staat worden gesteld een kritische keuze te maken. Niet elk lid van een samenleving is immers in staat om al die pakketten van verschillende zorgverzekeraars inhoudelijk te vergelijken. De overheid zou er voor moeten waken dat deze groepen mensen in de knel komen.

Ten slotte is er het probleem van risicoselectie, de achilleshiel van de nieuwe zorgverzekeringswet. Hoewel Nederland nu het beste vereveningssysteem ter wereld kent, werkt het systeem niet perfect. Nu zorgverzekeraars in het nieuwe verzekeringssysteem winst mogen maken, kunnen zij hun beleid hierop aanpassen. Ze kunnen ongunstige risicogroepen die willen overstappen een aanvullende verzekering weigeren, opzettelijk geen zorg inkopen voor bepaalde verliesgevende groepen chronisch zieke patiënten of collectieve contracten afsluiten met doelgroepen die gunstig uitvallen ten opzichte van de risicoverevening. Een verdere verbetering van het vereveningssysteem en een scherp toezicht op risicoselectie zijn daarom onontbeerlijk.

De nieuwe zorgverzekeringswet kan alleen slagen als burgers via hun keuzegedrag de zorgverzekeraars onder druk zetten om goede contracten te sluiten met de zorgaanbieders. Als burgers en patiënten echter verdwalen in een overzichtelijk zorgaanbod of vanwege hun gezondheidstoestand niet kunnen kiezen of worden geselecteerd, werkt het hele systeem niet. Gelukkig is er één geruststelling: niet elke burger hoeft alle polissen kritisch te vergelijken. De meeste mensen kunnen als freeriders meeliften op de keuze van een kleine maar significante groep kritische burgers. Maar het huidige keuzegedrag van verzekerden op de ziekenfondsmarkt laat zien dat de kritische massa nu nog te klein is.

Of de wet werkelijk een succes wordt, moet derhalve nog maar blijken. Proof of the pudding is een advertentie die ik over een jaar of vijf hoop aan te treffen in een landelijk dagblad: “Kies zorgverzekeraar XYZ, de best geregelde zorg voor chronische ziekte ABC!”

Meer nieuws

  • Medewerkers
  • Intranet