Behandeling

APS is meestal goed te behandelen met antistollingsmiddelen. Hiermee zijn ook vaak ernstige symptomen te voorkomen. Afhankelijk van welke antifosfolipiden antistoffen verhoogd zijn zal voor clopidogrel gekozen worden of voor de sterkere antistollingsmiddelen acenocoumarol (Sintrom Mitis) of fenprocoumon (Marcoumar) waarvoor gecontroleerd moet worden door de trombosedienst. Er zijn aanwijzingen dat de nieuwere antistollingsmiddelen die niet door de trombosedienst gecontroleerd hoeven te worden (de DOACs) niet zo goed werken bij APS, deze zullen dus niet worden voorgeschreven.
Patiëntenzorg Aandoeningen Antifosfolipiden syndroom

Wat is het Antifosfolipiden syndroom

Het antifosfolipiden syndroom (APS) is een auto-immuun ziekte en wordt gekenmerkt door een verhoogde bloedstolling waardoor tromboses kunnen ontstaan. De ziekte is ook bekend onder de naam Hughes syndroom. lees meer

Wat is het Antifosfolipiden syndroom

Het antifosfolipiden syndroom (APS) is een auto-immuun ziekte en wordt gekenmerkt door een verhoogde bloedstolling waardoor tromboses kunnen ontstaan. De ziekte is ook bekend onder de naam Hughes syndroom, afkomstig van de Londense arts professor Hughes die de ziekte voor het eerst herkende. Beide namen kunnen worden gebruikt, wereldwijd is echter het antifosfolipiden syndroom, afgekort APS, het meest gangbaar.

Auto-immuunziekte 

Een auto-immuunziekte wil zeggen dat het afweersysteem ontregeld is waardoor dit het eigen lichaam aanvalt. Normaal zorgt ons afweersysteem voor bescherming tegen lichaamsvreemde indringers zoals  bacteriën en virussen. Antistoffen spelen hierbij een belangrijke rol. Bij APS worden antifosfolipiden antistoffen gevormd. Deze antistoffen zorgen ervoor dat het bloed stroperig wordt en er bloedklontertjes of stolsels kunnen ontstaan. Een afsluiting van een slagader door een stolsel zorgt ervoor dat weefsels onvoldoende bloed krijgen en er symptomen ontstaan. Als er een bloedstolsel ontstaat in de bloedvaten naar de hersenen, ontstaan er uitvalsverschijnselen, een beroerte of herseninfarct genoemd.
 

Diagnose

Meestal wordt de diagnose APS pas laat gesteld nadat een van de ernstigere symptomen zich voordoet, zoals een herseninfarct. Het antifosfolipiden syndroom kan men opsporen door bloedonderzoek te laten doen. lees meer

Diagnose

Meestal wordt de diagnose APS pas laat gesteld nadat een van de ernstigere symptomen zich voordoet, zoals een herseninfarct. Het antifosfolipiden syndroom kan men opsporen door bloedonderzoek te laten doen. Wanneer uit dit onderzoek blijkt dat iemand bij herhaling antifosfolipiden antistoffen aanmaakt boven een bepaalde waarde, spreken we van het antifosfolipiden syndroom. Omdat bijvoorbeeld griep of een infectie deze antistoffen ook tijdelijk kunnen verhogen zonder dat er sprake is van APS, spreken we pas bij een tweede positieve test (met een tussentijd van minstens 12 weken) van het antifosfolipiden syndroom. Er zijn 3 verschillende soorden antifosfolipiden antistoffen: lupus anticoagulans, anti-cardiolipine en anti-beta-2-glycoproteïne
 

Behandeling

APS is meestal goed te behandelen met antistollingsmiddelen. Hiermee zijn ook vaak ernstige symptomen te voorkomen. Afhankelijk van welke antifosfolipiden antistoffen verhoogd zijn gekozen worden voor een middel ter behandeling. lees meer


Overige informatie


  • Medewerkers
  • Intranet