Behandeling Hormoontherapie (endocriene therapie)

Het doel van hormoon­therapie

Hormoontherapie gebruiken we op verschillende manieren:

• neo-adjuvante therapie: het doel is het verkleinen van de tumor vóór de operatie (of bestraling), met het streven de (operatieve) verwijdering van de tumor makkelijker te maken.
• adjuvante therapie: aanvullende behandeling na de operatie en eventueel bestraling met het doel de kans op terugkeren van de kanker zo klein mogelijk te maken.
• primaire therapie: wanneer operatie niet mogelijk is door te grote lichamelijke belasting kan hormoontherapie de tumor toch onder controle houden en mogelijk verkleinen. Vaak is de behandeling voor een langere periode effectief.
• palliatieve therapie: als genezing niet meer mogelijk is, kan hormoontherapie klachten zoals pijn verminderen. Soms werkt de behandeling levensverlengend.

Soms is het nodig om u tijdens de behandeling meerdere soorten middelen te geven.

Tijdens de primaire en palliatieve therapie reageert de kanker soms na een bepaalde tijd niet meer op het medicijn. De kanker heeft dan weerstand ontwikkeld tegen het medicijn (resistentie). In dat geval kunnen we samen besluiten om u met een ander soort hormoontherapie te behandelen.

Toedienen

U krijgt de medicijnen meestal in tabletvorm, maar soms ook via onderhuidse injecties. De tabletten gebruikt u thuis. De injecties krijgt u bij uw huisarts of op de polikliniek toegediend. Afhankelijk van het doel van de therapie gebruikt u de medicijnen enkele maanden tot meerdere jaren.

Bijwerkingen na de behandeling

Door het blokkeren van de hormoonreceptoren op de tumor of het verminderen van de aanmaak van hormonen kunt u bijwerkingen ondervinden van de hormoontherapie. Bijvoorbeeld:

• vervroegde overgang (zoals opvliegers, nachtelijk transpireren, stemmingsstoornissen, gewrichtsklachten, libidoverlies)
• botontkalking
• onvruchtbaarheid
• gewichtstoename

Het middel zélf kan ook leiden tot bijwerkingen. Maar die verdwijnen meestal weer. De bijwerkingen verschillen per behandeling en zijn afhankelijk van uw conditie en lichaam. Uw specialist (internist-oncoloog, internist-oncoloog in opleiding of verpleegkundig specialist) kan u vertellen hoe u om kunt gaan met deze bijwerkingen.