Over de behandeling

De enige behandeling voor hypospadie is een operatie. De operatie vindt meestal plaats als uw kind 18 maanden is. Een voordeel van een operatie op jonge leeftijd is dat kinderen dan nog nauwelijks doorhebben wat er gebeurt. Zij zullen daardoor (psychologisch) weinig last hebben van de operatie en alles eromheen. Het doel van de operatie is dat de penis van uw zoon normaal kan functioneren. Dit betekent normaal staand plassen, als hij zindelijk is, en later normaal seksueel functioneren met een rechte erectie die er cosmetisch zo normaal mogelijk uitziet.

Soms is er te weinig penishuid aangelegd om de operatie goed uit te kunnen voeren. Dit komt vooral voor bij de ernstigere vormen van hypospadie. De arts kan dan besluiten om voor de operatie eerst de groei van de penis en voorhuid te stimuleren door middel van het mannelijk geslachtshormoon (testosteron). Dit wordt door middel van een hormoonzalf of hormooninjecties toegediend. De kinderuroloog verwijst u dan naar de kinderendocrinoloog, een kinderarts die gespecialiseerd is in hormonen.

Medisch gezien is het niet altijd nodig om een hypospadie te behandelen. Vooral bij heel lichte vormen van de aandoening wordt soms in overleg met de kinderuroloog besloten om niet te opereren. Als u als ouder/verzorger in overleg met de kinderuroloog wel kiest voor een operatie, dan heeft dit meer een cosmetisch doel (om te zorgen dat de penis er zo normaal mogelijk uitziet).

Patiëntenzorg Behandelingen Hypospadie bij kinderen

Over de behandeling

Een operatie vindt meestal plaats als uw kind 18 maanden is. Voordeel van een operatie op jonge leeftijd is dat kinderen nauwelijks doorhebben wat er gebeurt en daardoor (psychologisch gezien) weinig last hebben van de operatie en alles eromheen.

lees meer

Hypospadie

Hypospadie is een relatief onschuldige aandoening waarbij de plasbuis niet uitmondt op de top van de eikel, maar ergens op de onderzijde van de eikel of penisschacht.

lees meer

Over het Amalia kinderziekenhuis

Jaarlijks komen zo’n 25.000 kinderen naar het Amalia kinderziekenhuis, groot of klein, die zijn aangewezen op de zorg, kennis en kunde van ons kinderziekenhuis. Samen hebben we één ding voor ogen: zorgen dat jong zijn wél kan.

lees meer

Over het Amalia kinderziekenhuis

Het Amalia kinderziekenhuis is onderdeel van het Radboudumc. Jaarlijks worden ongeveer 25.000 kinderen tussen 0 en 18 jaar in het Amalia kinderziekenhuis behandeld. Dat is 18% van alle patiënten in het Radboudumc.

Het Amalia kinderziekenhuis verbindt de specialismen van het Radboudumc die zorg aan kinderen bieden. Kinderen en ouders worden actief betrokken bij het zorgproces. Zo ontstaat een veilige omgeving waarin de eigenheid van het kind steeds voorop staat.

Verwijzing

Uw huisarts of specialist verwijst u naar onze polikliniek. Nadat wij de verwijzing hebben ontvangen, maken we een afspraak voor uw eerste bezoek.


Voor de behandeling

De verpleegkundig specialist onderzoekt uw zoon en geeft uitleg over de operatie. De operatie vindt meestal plaats rond de leeftijd van 18 maanden. Ongeveer 1 week voor de operatie hoort u wanneer we uw zoon opnemen.

lees meer

Voor de behandeling

Als u akkoord gaat met de hypospadie-operatie, plaatst de kinderuroloog uw zoon op de wachtlijst. De operatie vindt meestal plaats op de leeftijd 18 maanden. Is uw kind bij verwijzing ouder, dan proberen we de operatie eerder te plannen. Onderstaande informatie is dan niet van toepassing.

Ongeveer een half jaar na het eerste bezoek ontvangt u opnieuw een uitnodiging voor de polikliniek Kinderurologie. U heeft dan een afspraak met de verpleegkundig specialist Kinderurologie. Hij of zij kijkt uw zoon na en geeft uitleg over de gang van zaken rondom de operatie. Ook bespreekt hij of zij een wetenschappelijk onderzoek met u, namelijk het AGORA-onderzoek. Zo nodig kan kinderuroloog geraadpleegd worden.

Na de afspraak met de verpleegkundig specialist bezoekt u de polikliniek Anesthesiologie. De anesthesist bespreekt met u de gang van zaken rondom de narcose bij kinderen. U hoort dan ook of uw kind wel of niet nuchter kan worden opgenomen op de dag van de operatie. Wanneer dit niet mogelijk is, wordt uw kind de dag ervoor opgenomen. Ongeveer 1 week voor de operatie hoort u van het opnamebureau hoe laat en op welke afdeling we uw zoon opnemen. Ook wordt besproken vanaf welk tijdstip uw zoon nuchter moet zijn.

U ontvangt géén schriftelijke oproep of bevestiging.


Tijdens de behandeling

Tijdens de operatie controleert de arts of de penis bij een erectie recht staat. Is dat niet het geval, dan wordt eerst de verkromming opgeheven. Daarna herstellen we de plasbuis zodat de opening zoveel mogelijk op de normale plaats komt te liggen. lees meer

Tijdens de behandeling

Bij een hypospadie kan de uroloog verschillende operatietechnieken toepassen. De plaats van de plasopening en de mate van verkromming van de penis bepaalt de omvang en duur van de operatie. Bij ernstige vormen van hypospadie kan het nodig zijn 2 operaties uit te voeren met een tussentijd van 6 tot 12 maanden. Als de kinderuroloog verwacht dat dit het geval is, bespreekt hij of zij dit al bij het eerste polikliniekbezoek met u.

Tijdens de operatie controleert de arts of de penis bij een erectie recht staat. Als dat zo is, dan verhelpen we eerst de verkromming. Daarna herstellen we de plasbuis zodat de opening zoveel mogelijk op de normale plaats komt te liggen.

Soms is het mogelijk de voorhuid volledig te herstellen. De uroloog overlegt dit van tevoren met u. Als de situatie van uw kind het toelaat, bespreken we de keuze voor het herstellen van de voorhuid of de verwijdering hiervan (besnijdenis) met u. Herstel van de voorhuid is niet altijd mogelijk, bijvoorbeeld als er te weinig huidaanleg is of als de voorhuid gebruikt moet worden bij het herstel van de plasbuis. Tijdens de operatie kan de uroloog pas definitief beoordelen of de voorhuid hersteld kan worden.

Omdat de nieuwe plasbuis waterdicht moet genezen, wordt een zogenoemde dripping splint (splint) of blaaskatheter via de plasbuis in de blaas gebracht. De splint of katheter zorgt voor de afvoer van de urine tijdens het genezingsproces. Bij kinderen die nog niet zindelijk zijn, druppelt de urine via het splintje in de luier. Bij zindelijke kinderen brengen we een blaaskatheter in waaraan we een urineopvangzak bevestigen.

Behandeling Anesthesie bij kinderen

Als uw kind een behandeling of onderzoek onder anesthesie krijgt is het belangrijk om hem/haar goed voor te bereiden.

lees meer

Na de behandeling

In principe mag uw zoon de dag na de operatie naar huis. Na 3 tot 7 dagen verwijdert de verpleegkundig specialist het verband.

lees meer

Na de behandeling

In principe mag uw zoon de dag na de operatie naar huis. Na 3 tot 7 dagen verwijdert de verpleegkundig specialist het verband.



Mogelijke complicaties

Meestal verloopt deze operatie zonder problemen. Bij ongeveer 1 op de 5 kinderen is een vervolgoperatie nodig. De kans op complicaties is bij een ernstige vorm van hypospadie groter dan bij een lichte vorm. In een aantal gevallen raden we u aan direct contact met ons op te nemen. lees meer

Mogelijke complicaties

We raden aan contact op te nemen met het ziekenhuis als:
  • de splint of katheter niet goed druppelt of afloopt.
  • uw kind koorts krijgt.
  • er ontlasting onder het verband komt.
  • de pijn niet verdwijnt na gebruik van paracetamol.
  • de wond er rood uitziet.
  • er bloed uit de wond komt.
  • het wondgebied gaat zwellen.
  • de wond gaat ontsteken: de wond wordt dan rood, warm en pijnlijk.
  • het wondgebied gaat wijken, de wond gaat ‘gapen’.
  • Er onvoldoende urineproductie is. Uw kind heeft dan een volle blaas. Dit kunt u controleren door te voelen of de onderbuik hard is.
  • uw kind 3 dagen na het verwijderen van de katheter pijn houdt bij het plassen.

Mogelijke complicaties

Bij elke operatie kunnen complicaties voorkomen, zo ook bij een hypospadie-operatie. Meestal verloopt deze operatie zonder problemen. Bij ongeveer 1 op de 5 kinderen is een vervolgoperatie nodig. De kans op complicaties is bij een ernstige vorm van hypospadie groter dan bij een lichte vorm. Complicaties kunnen
optreden tijdens de gehele groeifase van een kind, maar de meeste complicaties treden vrij kort na de operatie op.
De meest voorkomende complicaties zijn:
  • Fistel. Dit is een lekkage van de (nieuw aangelegde) plasbuis, meestal op de plaats waar de plasbuis vóór de operatie eindigde. Uw kind plast dan uit 2 openingen maar heeft hiervan meestal geen last. Een fistel kan vaak met een kleine operatie in dagbehandeling worden verholpen.
  • Vernauwing van de plasbuis. Hierdoor kan het plassen moeilijker gaan, met een slechtere straal.
  • Wondinfectie. Zoals bij elke operatie kan er een infectie optreden. Vaak is dit met antibiotica te behandelen. Bij ernstigere infecties kan soms de nieuw aangelegde plasbuis weer openvallen en moet er later opnieuw een operatie plaatsvinden.

Controle

Controle vindt meestal 6 weken na ontslag plaats op de polikliniek. De kinderuroloog of verpleegkundig specialist Kinderurologie bekijkt dan het resultaat van de operatie en beoordeelt of er complicaties zijn. lees meer

Controle

Controle vindt meestal 6 weken na ontslag plaats op de polikliniek. De kinderuroloog of verpleegkundig specialist Kinderurologie bekijkt dan het resultaat van de operatie en beoordeelt of er complicaties zijn. Wanneer er sprake is van een complicatie, bespreekt hij of zij dit met u en geeft aan hoe de complicatie verholpen kan worden en op welke termijn dit moet gebeuren. Na de eerste controle spreekt de kinderuroloog af wanneer hij of zij uw zoon weer terug wil zien op de polikliniek. Uw zoon blijft onder controle tot hij uitgegroeid is. Mochten er tussen de controles door problemen ontstaan, neem dan contact op met de polikliniek om een vervroegde afspraak te maken.

Onze mensen

  • Medewerkers
  • Intranet