Als groep zijn dragers van recessieve aandoeningen wel degelijk ietsje minder gezond en hebben ze ook een verminderde kans op nakomelingen. Bij dragers van een recessief gen voor verstandelijke beperkingen is dat nadeel het grootst en aantoonbaar via een kortere schoolcarrière en een hogere kinderloosheid. Dat schrijven onderzoekers van het Radboudumc in een artikel in Nature human behaviour. Tijd voor het herschrijven van de studieboeken?
Onderzoekers van het Radboudumc, afdeling Klinische genetica, toonden in 2014 in een publicatie in Nature iets bijzonders aan. Tegen de verwachting in was overerving van de genen van ouders meestal níet verantwoordelijk voor de verstandelijke beperking van hun kinderen. In verreweg de meeste gevallen ontstond die door een spontane mutatie: een mutatie die beide ouders niet hebben, maar ineens wel bij het kind opduikt. Het is een biologisch gegeven dat bij ieder kind ongeveer honderd spontane mutaties optreden in het erfelijk materiaal. Veranderingen die dus niet afkomstig zijn van de ouders. Gemiddeld treft maar een van die honderd mutaties een gen. De kans is nog veel kleiner dat die mutatie nou net een van de honderden genen treft die een verstandelijke beperking kunnen veroorzaken. Maar ook al is het zeldzaam, het gebeurt dus wel degelijk. De meeste verstandelijke beperkingen ontstaan op deze manier.
Dominante mutatie
“Er was nog iets anders aan de hand”, zegt Christian Gilissen, hoogleraar Genoom Bioinformatica en eerste auteur van het artikel uit 2014. “Kinderen krijgen standaard een gen van vader en moeder. In dit geval leidde één spontane mutatie bij het kind al tot een verstandelijke beperking. Dat noemen we dan een mutatie in een dominant gen; om de aandoening te krijgen hoeft de mutatie alleen maar plaats te vinden in het ontvangen gen van vader of moeder. Daarnaast zijn er mutaties in recessieve genen. Heb je een mutatie in zo’n recessief gen, dan merk je daar als drager in principe niets van. Er ontstaat pas een verstandelijke beperking als je in beide recessieve genen een mutatie hebt. In onze kliniek vonden we bij kinderen met een verstandelijke beperking heel weinig van die dubbele mutaties in recessieve geven. Vreemd, want er zijn meer recessieve dan dominante genen waarin mutaties tot zo’n beperking leiden. Maar het overgrote deel van de verstandelijke beperkingen bestond uit spontane, dominante mutaties. Dus vroegen we ons af: waar zijn al die recessieve mutaties gebleven?”
Meer medische diagnoses
De vraag leidde tot een lange en uitgebreide zoektocht waarvan het resultaat nu is gepubliceerd in Nature human behaviour. “We hebben allereerst onderzocht hoe vaak die recessieve mutaties voorkomen in de bevolking”, zegt Han Brunner hoogleraar klinische genetica en net als Gilissen betrokken bij beide publicaties. Daarvoor werden de gegevens van ruim 300.000 mensen onderzocht die zijn opgenomen in de UK Biobank. “We vonden dat ieder mens gemiddeld twee mutaties in zo’n recessief gen bij zich draagt. Volgens de leerboeken ervaren dragers van zulke recessieve genen geen enkel nadeel. Wij constateerden echter dat ze als groep toch net iets vaker een medische diagnose hebben, en bovendien net iets minder vaak kinderen hebben. Daarmee geven ze hun genen en recessieve aandoeningen minder vaak door.”
Korter naar school
Vergeleken met andere recessieve genen waren opvallend genoeg juist de recessieve genen voor verstandelijke beperking het sterkst afwezig. Kennelijk speelt hier nog een ander aspect mee. De UK Biobank data geven een aanwijzing. Gilissen: “Dragers van een recessief gen voor verstandelijke beperking gaan minder lang naar school, wat suggereert dat ze een lager opleidingsniveau hebben. Let wel, het gaat hier om dragers die volgens de bestaande theorie geen enkele last hebben van hun recessieve gen.”
Vaker kinderloos
Dragers van recessieve genen voor een verstandelijke beperking hebben dus een verminderd reproductief succes en gaan minder lang naar school. Brunner: “In 1859 publiceerde Darwin On the Origin of Species by Means of Natural Selection. Daarin gaat het vooral om overleven, om genen die je sterk en gezond maken, om natuurlijke selectie. Twaalf jaar later schreef hij The Descent of Man, and Selection in Relation to Sex, waarin hij zijn theorie nog wat aanscherpt. Je kunt prima genen hebben, maar als niemand met jou kinderen wil krijgen, worden die niet doorgegeven. Het principe van de seksuele selectie. We tonen het hier niet keihard aan, maar als ik – mede gebaseerd op veel sociologisch onderzoek – een oorzaak zou moeten geven voor deze bevindingen, dan ligt seksuele selectie het meest voor de hand.”
Studieboeken herschrijven
Blijft overeind dat uit het onderzoek heel duidelijk naar voren komt dat recessieve dragers van ziekten op groepsniveau wel degelijk enig selectienadeel ondervinden. Voor een enkele aandoening is daar in het verleden eerder op gewezen, maar voor het eerst is dit nu aangetoond voor recessieve aandoeningen in het algemeen. Dat mag de studieboeken in. Brunner: “Ons onderzoek geeft daarmee ook aan dat onze genen niet stilstaan, dat het genetisch landschap in beweging blijft, dat de evolutie gewoon doorgaat. Het idee dat in onze moderne tijd de evolutie krakend en piepend tot stilstand is gekomen dankzij de gezondheidszorg en andere voorzieningen klopt niet.” Dat zal ook nooit het geval zijn, oppert Gilissen: “We zijn nooit geoptimaliseerd voor het probleem van morgen.”
Publicatie in Nature human behaviour: Reproductive and cognitive phenotypes in carriers of recessive pathogenic variants - Hila Fridman, Gelana Khazeeva, Ephrat Levy-Lahad, Christian Gilissen, Han G. Brunner
https://www.nature.com/articles/s41562-025-02204-7
DOI: 10.1038/s41562-025-02204-7
-
Meer weten over deze onderwerpen? Klik dan via onderstaande buttons door naar meer nieuws.
Nieuws voor alle medewerkers (intranet)Nieuws homepage Patientenzorg en Nieuws en verhalen