Wanneer contact opnemen

Bij vragen of problemen met de voedingssonde of gastrostomiekatheter neemt u telefonisch contact op met de verpleegkundig specialist darmfalen via (024) 361 91 90

Bij vragen of problemen met de voedingssonde of gastrostomiekatheter neemt u telefonisch contact op met de verpleegkundig consulent radiotherapie van maandag t/m vrijdag tijdens het telefonisch spreekuur van
9.30-11.00 uur en van 13.30-15.00 uur, telefoonnummer: (024) 361 53 14. Buiten kantooruren belt u met telefoonnummer (024) 361 11 11 en kunt u vragen naar de dienstdoende bestralingsarts.

Bij vragen of problemen met sondevoeding, gewicht(sverlies) en vragen met de aanvraag vergoeding dieetkosten (machtiging van de sondevoeding) neemt u contact op met het secretariaat diëtetiek, bereikbaar
van maandag t/m vrijdag van 8.00-17.00 uur, telefoonnummer: (024) 361 9190.


Over sondevoeding

Sondevoeding is vloeibare voeding die via een slangetje (sonde) in uw maag of dunne darm komt. Sondevoeding is een oplossing als u niet kunt of mag eten of als u niet genoeg voeding binnenkrijgt met normaal eten. lees meer

Over sondevoeding

Wat is sondevoeding?

Sondevoeding is vloeibare voeding die via een slangetje (sonde) in uw maag of dunne darm komt. Het bevat alle voedingsstoffen die u nodig heeft, zoals eiwitten, vetten, koolhydraten, vitamines en mineralen. Sondevoeding kan de normale voeding helemaal vervangen, maar kan ook een aanvulling zijn op de normale voeding. Uw behandelend arts of diëtist bekijkt welke voeding voor u het meest geschikt is. Sondevoeding komt direct in uw maag of dunne darm. U ruikt en proeft de sondevoeding dus niet. Alleen als er wat voeding wordt opgeboerd, kunt u de voeding proeven of ruiken.

Waarom sondevoeding?

Sondevoeding is een oplossing als u niet kunt of mag eten of als u niet genoeg voeding binnenkrijgt met normaal eten. Sondevoeding kan tijdelijk, maar ook blijvend zijn. We voorkomen zo dat uw lichaam verzwakt door een tekort aan voedingsstoffen. Soms kan en mag u naast sondevoeding gewoon eten. Dit bepaalt uw behandelend arts in overleg met u.

Contact

Afdeling Maag-, Darm- en Leverziekten

(024) 361 91 90

Toedienings­wegen

Sondevoeding komt het lichaam binnen via een sonde. Dit is een buigzaam slangetje. Het uiteinde van de sonde komt in de maag of in de dunne darm te liggen. De sonde kunnen we op meerdere manieren inbrengen. lees meer

Toedienings­wegen

Sondevoeding komt het lichaam binnen via een sonde. Dit is een buigzaam slangetje. Het uiteinde van de sonde komt in de maag of in de dunne darm te liggen. Aan het uiteinde van de slang zit een opening waardoor de voeding de maag of de dunne darm inloopt. De sonde kunnen we op meerdere manieren inbrengen. Dit is afhankelijk van de aandoening die u heeft. Voordat de arts een sonde plaatst, hoort u welke sonde voor u geschikt is.
 
1. Neus/maagsonde
Deze sonde gaat via uw neus, keel en slokdarm naar uw maag. De verpleegkundige of behandelend arts brengt de sonde in. In het begin voelt u de sonde bij het slikken. Dit gevoel went. De neus/maagsonde kan op de poli worden ingebracht, maar ook op het Endoscopie Centrum of op de afdeling Radiologie.

2. Maagkatheter (PEG of PRG katheter)
Deze katheter gaat door de buikwand naar uw maag. U krijgt deze katheter voor langdurige sondevoeding. De arts brengt de katheter in op de Endoscopieafdeling (PEG) of de Röntgenafdeling (PRG).
 
3. Darmkatheter (PEJ katheter)
Deze katheter gaat door uw buikwand naar uw darm. U krijgt deze katheter voor langdurige sondevoeding. De arts brengt de katheter onder verdoving in op de Dagbehandeling Operatiekamers.
 
4. Neus-jejunumsonde
Deze sonde gaat via uw neus, keel, slokdarm, maag naar de dunne darm (jejunum). De arts brengt deze sonde in op de centrale Endoscopieafdeling.In het begin voelt u deze sonde bij het slikken. Dit gevoel went.
 
5. Chirurgisch ingebrachte dunne darmsonde
Deze sonde brengt de arts tijdens de buikoperatie in. Het uiteinde van de sonde ligt in de dunne darm (jejunum) en komt door de buikwand naar buiten.


Toedienings­vormen

Sondevoeding toedienen kan in porties (portietoediening) of via een voedingspomp (continue toediening). Welke manier voor u het beste is, hangt vooral af van de plaats waar de voeding uiteindelijk terecht komt. lees meer

Toedienings­vormen

Sondevoeding toedienen kan in porties (portietoediening) of via een voedingspomp (continue toediening). Welke manier voor u het beste is, hangt vooral af van de plaats waar de voeding uiteindelijk terecht komt.
 
1. Portietoediening
Bij de portietoediening krijgt u meerdere keren per dag sondevoeding in uw maag met een spuit. Meestal start u met 6 keer per dag op vaste tijden sondevoeding verspreid over de dag. Als u de sondevoeding goed verdraagt, kunnen we soms het aantal keren per dag verminderen. Hierbij wordt de hoeveelheid sondevoeding per portie vergroot. Dit gebeurt altijd in overleg met de diëtist.
 
2. Continue toediening
Bij continue toediening krijgt u de sondevoeding druppelsgewijs met een mobiele voedingspomp. Als u sondevoeding als bijvoeding krijgt, kan deze ook alleen ‘s nachts toegediend worden. 

Richtlijnen voor portietoediening 

Benodigdheden:
  • Voorgeschreven hoeveelheid sondevoeding, eventueel in schenkkannetje of glas. Advies: sondevoeding 1 uur voor toedienen uit de koelkast halen.
  • Bolusadapter (los schenktuitje voor op de zak voeding).
  • Voor de sondevoeding: een 50 ml spuit.
  • Extra spuit met 40 ml lauw kraanwater.
  • Handdoekje.
 
Werkwijze:
  • Was uw handen.
  • Maak de sonde los van uw kleding, als dat nodig is.
  • Leg het handdoekje onder de aansluiting van de sonde.
  • Verwijder het dopje van de sonde.
  • Zet de spuit op de sonde.
  • Spuit de sonde door met de helft van het water (= 20 ml), bewaar de rest voor het naspoelen.
  • Verwijder hierna deze spuit en bewaar deze spuit voor het naspoelen.
  • Bij een nieuwe zak sondevoeding: draai eerst de bolusadapter op de zak.
  • Trek 50 ml sondevoeding (op kamertemperatuur) op in de spuit.
  • Zet de spuit op de sonde.
  • Spuit de sondevoeding langzaam in. Herhaal dit totdat u de voorgeschreven hoeveelheid sondevoeding heeft toegediend.
  • Verwijder deze spuit.
  • Spuit de sonde door met de rest van het water.
  • Verwijder de spuit van de sonde.
  • Sluit de sonde af met het dopje.
  • Spoel de spuiten met kraanwater schoon.
  • Bewaar de spuiten op een schone droge plaats
 
Let er op dat u een kocher (dit is een soort klemmetje) gebruikt om ervoor te zorgen dat er geen maagsap, sondevoeding of water uit de sonde loopt bij het verwisselen van de spuiten.

Toedienen van medicijnen

Als u moeite heeft met slikken of als u niet kan slikken, krijgt u de medicijnen via uw sonde of via een zetpil. Spuit de fijngemalen of vloeibare medicijnen als volgt door uw sonde. lees meer

Toedienen van medicijnen

Gebruikt u medicijnen en is slikken voor u geen probleem? Dan kunt u uw medicijnen op de gebruikelijke manier blijven innemen. Als u moeite heeft met slikken of als u niet kan slikken, krijgt u de medicijnen via uw sonde of via een zetpil. Overleg altijd met uw behandelend arts of apotheker hoe u de medicijnen het beste kunt toedienen en of dit door uw sonde kan. Als u zelf de medicijnen fijn moet maken, zorg er dan voor dat u de tabletten goed fijnmaalt. De sonde kan anders verstopt raken.

Spuit de fijngemalen of vloeibare medicijnen als volgt door uw sonde:
 
Benodigdheden:
  • Fijngemalen medicijnen opgelost in voldoende lauw kraanwater of vloeibare medicijnen.
  • Spuit van 50 ml voor de medicijnen.
  • Spuit van 50 ml gevuld met 40 ml lauw kraanwater.
  • Handdoekje.
 
Werkwijze via sonde:
  • Was uw handen.
  • Leg een handdoekje onder het aansluitpunt van de sonde.
  • Verwijder het dopje van de sonde.
  • Spuit 20 ml water door de sonde, bewaar de rest van het water voor naspoelen.
  • Trek de opgeloste medicijnen op in de spuit en spuit dit door de sonde.
  • Verwijder deze spuit.
  • Spuit de rest van het water (20 ml) door de sonde.
  • Verwijder de spuit.
  • Draai het dopje op de sonde en spoel de spuiten met kraanwater schoon.
  • Bewaar de spuiten op een schone droge plaats.
 
Let er op dat u een kocher gebruikt om ervoor te zorgen dat er geen maagsap, sondevoeding of water uit de sonde loopt bij het verwisselen van de spuiten.
 
Werkwijze via het bijspuitpunt:
  • Was uw handen.
  • Leg een handdoekje onder het bijspuitpunt.
  • Stop de pomp.
  • Neem de spuit met lauw kraanwater.
  • Zet de spuit op het bijspuitpunt.
  • Draai het bijspuitpunt open.
  • Spuit 20 ml water via het bijspuitpunt door de sonde.
  • Draai het bijspuitpunt dicht, verwijder de spuit.
  • Trek de opgeloste medicijnen op in de spuit.
  • Zet de spuit op het bijspuitpunt en draai het bijspuitpunt open.
  • Spuit de opgeloste medicijnen door de sonde.
  • Draai het bijspuitpunt dicht, verwijder de spuit.
  • Spuit de rest lauw water (20 ml) via het bijspuitpunt door de sonde.
  • Draai het bijspuitpunt dicht.
  • Verwijder de spuit.
  • Start de pomp.
  • Spoel de spuiten met lauw kraanwater schoon.
  • Bewaar de spuiten op een schone droge plaats.

Hygiëne en verzorging

Het is belangrijk om zo hygiënisch (schoon) mogelijk uw sondevoeding toe te dienen om te voorkomen dat bacteriën in de voeding komen, waardoor de voeding kan bederven. lees meer

Hygiëne en verzorging

Hygiëne

Het is belangrijk om zo hygiënisch (schoon) mogelijk uw sondevoeding toe te dienen om te voorkomen dat bacteriën in de voeding komen, waardoor de voeding kan bederven. Wij adviseren u:
  • Uw handen te wassen voordat u de sondevoeding toedient.
  • De spuiten, waarmee u de sonde doorspuit, 2 keer per week te vervangen.
  • Het toedieningssysteem en spuit om voeding toe te dienen elke 24 uur te wisselen.
  • Een glazen fles sondevoeding maximaal 8 uur na aansluiting te laten lopen.
  • Een plastic fles of zak maximaal 24 uur na aansluiting te laten lopen.
  • Een fles of zak sondevoeding maximaal 24 uur na opening in de koelkast te bewaren en te gebruiken.

Verzorging van mond en gebit

Als u bijna niet eet of drinkt, maakt u weinig speeksel aan. Hierdoor krijgt u een droge mond, tong en lippen. Er kunnen ook mondinfecties ontstaan. Om dit te voorkomen adviseren wij u:
  • Regelmatig kleine beetjes te drinken als u dit kan en mag.
  • Uw tanden 2 tot 4 keer per dag te poetsen met een zachte borstel. Dit geldt ook voor een gebitsprothese.
  • Regelmatig uw mond te spoelen met water, als u niet mag drinken.
  • Vaseline te gebruiken bij droge lippen.
  • Suikervrije zuurtjes of suikervrije kauwgom te gebruiken (als u dit mag).

Verwisselen en doorspoelen

Een sonde in de maag of in de dunne darm vraagt om goede verzorging. Het is belangrijk de sonde goed open te houden. Voor het aan- en afkoppelen en verwisselen van de sondevoeding bestaan meerdere mogelijkheden lees meer

Verwisselen en doorspoelen

Aan- en afkoppelen en verwisselen

Voor het aan- en afkoppelen en verwisselen van de sondevoeding bestaan meerdere mogelijkheden. Dit is afhankelijk van de soort voedingspomp. De verpleegkundig consulent of thuiszorgverpleegkundige licht dit verder toe. 

Doorspoelen sonde

Een sonde in de maag of in de dunne darm vraagt om goede verzorging. Het is belangrijk de sonde goed open te houden. Om verstopping te voorkomen adviseren wij u het volgende:
  • Spuit de sonde na elke portie sondevoeding door met lauw kraanwater.
  • Spuit tijdens continue voeding de sonde iedere 4 uur per dag door met 20 ml lauw kraanwater
  • Dient u medicijnen via de sonde toe? Spuit de sonde dan voor en na het toedienen van medicijnen door met 20 ml lauw kraanwater.
  • U kunt de sonde op 2 manieren doorspuiten: rechtstreeks via de sonde of via het bijspuitpunt van het toedieningsysteem.
 
Benodigdheden:
  • Spuit met 20 ml lauw kraanwater.
  • Handdoekje.
 
Werkwijze rechtstreeks via sonde:
  • Was uw handen.
  • Leg het handdoekje onder het aansluitpunt van de sonde.
  • Verwijder het dopje.
  • Zet de spuit op de sonde en spuit het water langzaam in.
  • Verwijder de spuit.
  • Sluit de sonde af met een dopje.
  • Bewaar de spuit op een schone, droge plaats.
 
Werkwijze via bijspuitpunt:
  • Was uw handen.
  • Leg het handdoekje onder het bijspuitpunt van het toedieningsysteem.
  • Stop de pomp.
  • Zet de spuit op het bijspuitpunt.
  • Draai het bijspuitpunt open.
  • Spuit het water langzaam in.
  • Draai het bijspuitpunt dicht.
  • Verwijder de spuit.
  • Start de pomp.
  • Bewaar de spuit op een schone, droge plaats.

Problemen die kunnen ontstaan

Er ontstaan bijna geen problemen bij sondevoeding. Het is wel belangrijk dat u weet wat u moet doen als er toch een probleem is. Als de thuiszorg bij het toedienen van uw sondevoeding betrokken is, kunt u eerst hen raadplegen.
  • Lees hier hoe u merkt dat uw sonde verstopt zit en wat u kunt doen.

    lees meer


    Verstopte sonde

    Symptomen
    Hoe merkt u dat?
    Mogelijke oorzaken Mogelijke oplossingen/ Preventie
    - De sonde is niet meer
    doorgankelijk.
    - Voedingspomp slaat
    steeds op alarm.
    - U kunt geen lauw kraanwater meer door de sonde spuiten.
    - Sonde onvoldoende of niet goed doorge- spoten met lauw kraanwater.
    - Medicijnen niet fijn
    genoeg gemaakt.
    - Verharding van de sonde door te lange blootstelling aan de zon.
    Trek met een spuit zoveel mogelijk voeding op uit de sonde. Probeer de sonde met een 5 ml spuitje met lauw kraanwater door te spuiten. Herhaal dit enkele malen. Als het niet lukt zal de sonde vervangen moeten worden. Neem contact op met de behandelend arts of de verpleegkundig consulent en overleg hoe verder te handelen. Als dit ’s nachts gebeurt dan hoeft u niet direct te bellen maar kunt u tot de volgende ochtend wachten.





     

     

     






    Gebruikt u geen sondevoeding meer, maar is de sonde nog niet verwijderd? Dan moet u deze 1 maal per dag met 20 ml lauw kraanwater doorspuiten.


  • Obstipatie

    Symptomen
    Hoe merkt u dat?
    Mogelijke oorzaken Mogelijke oplossingen/ Preventie
    U krijgt veel minder vaak ontlasting en/ of u heeft klachten van uw darmen. - Te geringe vocht in- name.
    - Vezelarme voeding.
    - Medicatie.
    - Gebrek aan lichaams- beweging.
    - De mogelijkheid van extra vocht toedienen nagaan bij uw behandelend arts.
    - De mogelijkheid van vezelrijk voeding nagaan bij u behandelend arts en/ diëtist.
    - Medicatie bespreken met uw behandelend arts.
    - Mogelijkheid tot bewegen bespreken met uw behandelend arts.

  • Diarree

    Symptomen
    Hoe merkt u dat?
    Mogelijke oorzaken Mogelijke oplossingen/ Preventie
    U moet vaak naar het toilet of u heeft water- dunne ontlasting.

    - Te snelle toediening.
    - Te koude voeding.
    - Te grote hoeveelheid voeding toedienen in één keer.
    - Vezelarme voeding.
    - Te lang gebruikt toe- dieningssysteem.
    - Gebrek aan hygiëne.
    - Verterings-
    stoornis.
    - Medicatie.

    - Inloopsnelheid verlagen.
    - Voeding op kamer temperatuur  toedienen.
    - De mogelijkheid van een andere toedieningshoeveelheid nagaan met de diëtist.
    - De mogelijkheid van vezelrijke voeding nagaan bij u behandelend arts of diëtist.
    - Ga hygiënisch te werk: zie informatie onder het kopje
    “Hygiëne en verzorging”.
    - Raadpleeg uw behandelend arts.

  • Misselijkheid en/of braken

    Symptomen
    Hoe merkt u dat?
    Mogelijke oorzaken Mogelijke oplossingen/ Preventie
    U voelt zich misselijk en / of u braakt uw voeding weer uit. - Sondevoeding te snel toegediend.
    - Te groot volume in één keer.
    - Vertraagde maagle- diging.
    - Obstructie van het maagdarmkanaal.
    - De mogelijkheid van het verlagen van de inloopsnelheid nagaan met de diëtist.
    - De mogelijkheid van een andere toedieningshoeveelheid nagaan met de diëtist.
    - Raadpleeg uw behandelend arts.

  • Uitdroging

    Symptomen
    Hoe merkt u dat?
    Mogelijke oorzaken Mogelijke oplossingen/ Preventie
    - U heeft last van een droge mond.
    - U plast weinig en uw urine ziet donker van kleur.
    - U huid is minder elastisch.
    - U heeft dorst.
    - Uw gewicht neemt af.
    - Te geringe vocht in- name door:
    *koorts
    *diarree
    *braken
    - Warme omgeving.
    - Pijnklachten in de mond of keel.
    De mogelijkheid van extra vocht toedienen nagaan bij uw behandelend arts.

  • Het uiteinde van de sonde ligt niet op de goede plaats

    Symptomen
    Hoe merkt u dat?
    Mogelijke oorzaken Mogelijke oplossingen/ Preventie
    - Het uiteinde van de sonde ligt niet meer op de goede plaats.
    - U moet hoesten.
    - U bent niet misselijk, maar geeft kleine beetjes voeding op.
    Verschuiven van de sonde.
     
    Controleer of de sonde nog in de maag ligt volgens de methode  hieronder.


    Controle ligging neus/maagsonde

    Als de sonde niet meer goed in uw maag ligt, maar bijvoorbeeld in de longen, kan dit ernstige gevolgen hebben. Om dit te voorkomen moet u voor elke handeling die u met de sonde doet het volgende controleren:
    • Zit de pleister op uw neus niet meer goed vastgeplakt?
    • Is het markeringspunt verschoven?
    • Zit de sonde gekruld in uw mond of keel?
    • Twijfelt u of de sonde nog goed zit, omdat u moest overgeven, hoesten of niezen? 
    Antwoordt u op 1 van de vragen ja? Controleer dan de ligging van de sonde. Als u overal nee op antwoordt, kunt u veilig de voeding toedienen. Het controleren van de ligging doet u door wat maaginhoud uit de sonde op te trekken en hiervan de zuurgraad te bepalen. Hieronder vindt u het stappenplan. Ook wanneer u een nieuwe neusmaagsonde heeft gekregen moet u controleren of de sonde in de maag ligt volgens dit stappenplan. 

    Stappenplan voor het meten van de zuurtegraad (de pH) van het maagsap:

    1. Was uw handen.
    2. Leg een spuit van 50 ml en een pH-strip klaar.
    3. Koppel de sondevoeding af als dit nodig is.
    4. Spuit wat lucht (5-10 ml) in de sonde, zodat er geen voeding of water meer in de sonde zit.
    5. Trek enkele druppeltjes maagsap op met dezelfde spuit.
    6. Druppel het maagsap op het gele vierkantje van het stripje.
    7. Wacht 60 seconden.
    8. Houdt het stripje bij de gekleurde blokjes op het zakje. Kijk welk vakje dezelfde kleur heeft. Het getal bij de kleur geeft aan welke pH-waarde het maagsap heeft.
    9. Is de pH-kleiner dan of gelijk aan 5.5? Dan ligt de sonde zeer waarschijnlijk in uw maag en kunt u veilig sondevoeding toedienen.
     
    Wat kunt u doen als het niet lukt om maagsap op te trekken?
    Ga op uw (andere) zij liggen.
    • Wacht 15 tot 30 minuten en probeer het dan opnieuw.
    • Probeer eventueel, als dit mag en kan, iets herkenbaars te drinken (bijvoorbeeld melk of rode limonade). Probeer dan of u het via de sonde kan optrekken.
    • Als het echt niet lukt: vraag om advies bij de (huis)arts of verpleegkundige. Overleg of u de sonde 2 centimeter mag terugtrekken. De sonde ligt dan niet meer tegen de maagwand. U kunt de maaginhoud dan optrekken.
     
    De gemeten pH-waarde is groter dan 5.5.Wat kunt u nu doen?
    • Als u continue sondevoeding gebruikt, kan dat van invloed zijn op de waarde van de zuurtegraad.
    • Start nog niet met voeden en herhaal de pH-meting na 30-60 minuten.
    De gemeten pH-waarde blijft groter dan 5.5. Wat kunt u doen?
    • Overleg met de (huis)arts of verpleegkundige.

  • Psychosociale zorg

    Door sondevoeding kunt u ook psychosociale klachten krijgen. Het slangetje naar uw neus is zichtbaar en iets eten en drinken is niet altijd meer mogelijk. Merkt u zelf of merken uw naasten dat u klachten heeft? Bespreek dit dan met uw behandelend arts of huisarts. Zij kunnen u zonodig naar een maatschappelijk werker verwijzen, die u bij deze problemen kan ondersteunen.

  • Vastzetten van de neus/maagsonde

    We adviseren u om de sonde altijd op 2 plekken vast te zetten. Ten eerste op uw neus, ten tweede op de wang of met een veiligheidsspeld aan uw kleding. Het is belangrijk om de neus-/wangpleister elke 2 tot 3 dagen te vervangen. Dit om te voorkomen dat de pleister loslaat en de sonde eruit valt. Ook voorkomt u huidirritatie en drukplekken in uw neus en op de wang door de sonde net even anders vast te plakken. We raden aan om telkens maar 1 pleister los te halen en te vernieuwen als uw sonde op 2 plaatsen met pleisters vast zit. Als u alle pleisters loshaalt bestaat de kans dat de sonde eruit valt of eruit schiet.

  • Vragen en/of problemen

    Helpt de thuiszorg u bij het toedienen van sondevoeding? Raadpleeg hen dan bij problemen met de sondevoeding en pomp. Als u zelf of uw naasten de sondevoeding toedienen, kunt u het facilitair bedrijf raadplegen als u problemen met de pomp heeft. Voor alle andere vragen kunt u contact opnemen met de verpleegkundig consulent en/of diëtist.  
     

Bestellen van de sondevoeding

De verpleegkundig consulent bestelt voor u een rugzak, waar zowel de sondevoeding als de pomp in passen. De volgende leveringen van sondevoeding en toebehoren moet u zelf telefonisch of via internet bij het facilitair bedrijf bestellen. lees meer

Bestellen van de sondevoeding

Het toedienen van sondevoeding hoeft uw dagelijkse activiteiten niet te in de weg te zitten. De verpleegkundig consulent bestelt voor u een rugzak, waar zowel de sondevoeding als de pomp in passen. Hierdoor kunt u de sondevoeding ook buiten uw huis toedienen.

Vergoeding en bestelling

De diëtist vraagt in overleg met de behandelende arts een vergoeding aan van uw dieetkosten bij uw zorgverzekeraar. Daarna regelt de verpleegkundig consulent de toebehoren. In principe vergoedt de zorgverzekeraar alle kosten van de sondevoeding en toebehoren. Meestal duurt het een paar dagen
voordat uw zorgverzekeraar de machtiging verstrekt en u toestuurt. U hoeft hierop niet te wachten en kunt thuis al met sondevoeding starten. De pomp, de sondevoeding en toebehoren levert het facilitair bedrijf op de afgesproken datum bij u thuis af. De volgende leveringen van sondevoeding en toebehoren moet u zelf telefonisch of via internet bij het facilitair bedrijf bestellen.

Stoppen met sondevoeding

Mag u van uw behandelend arts stoppen met sondevoeding? Breng dan de verpleegkundig consulent en het facilitaire bedrijf hiervan op de hoogte.

Wanneer contact opnemen

Hier vindt u meer informatie over wanneer u contact op moet nemen en met wie.

lees meer
  • Medewerkers
  • Intranet