Patiëntenzorg Behandelingen Verwijderen van organen in het kleine bekken (exenteratie)

Wat is exenteratie?

Bij een exenteratie verwijderen we verschillende organen uit uw kleine bekken.

Voor de behandeling

In de week voor de operatie ondergaat u meestal een aantal onderzoeken. We maken bijvoorbeeld een foto van uw longen (thorax), een CT-scan, PET-scan en/of een MRI-scan. lees meer

Voor de behandeling

Onderzoeken

In de week voor de operatie ondergaat u meestal een aantal onderzoeken. Deze worden vaak poliklinisch verricht of in combinatie met een bezoek aan de polikliniek Anesthesiologie. We maken bijvoorbeeld een foto van uw longen (thorax), een CT-scan, PET-scan en/of een MRI-scan. Naast de gynaecologisch oncoloog kan een algemeen chirurg, een uroloog en/of een plastisch chirurg betrokken worden bij de operatie. U krijgt vaak vooraf een afspraak met deze arts(en) op de polikliniek voor extra informatie en eventueel aanvullend onderzoek.

Stoma

Bij een exenteratie leggen we 1 of 2 stoma’s aan. 1 voor urine en/of 1 voor ontlasting. De stomaverpleegkundige legt dit aan u uit. Kort voor de operatie overlegt hij of zij met u de plaats waar de stoma op uw buik komt.

Opname

Eén dag voor de operatie, of op de dag zelf nemen we u op. De verzorging en begeleiding tijdens uw verblijf in het ziekenhuis gebeurt zoveel mogelijk door dezelfde verpleegkundige.

U neemt de avond voor de operatie het laxatiemiddel microlax in. Dit middel zorgt ervoor dat uw darmen leeg zijn. Als u op de operatiedag zelf wordt opgenomen heeft u de microlax en uitleg van de verpleegkundige al eerder op de polikliniek gekregen.

Om trombose (bloedstolsels) te voorkomen krijgt u tijdens uw opname elke avond een injectie. Behalve op de avond voor de operatie.

Nuchter

Tot middernacht (00.00 uur) mag u normaal eten en drinken. Daarna moet u nuchter blijven.

Behandeling Anesthesie

Als u naar het Radboudumc komt voor een operatie dan krijgt u te maken met anesthesie (verdoving of narcose). Ook voor andere ingrepen, zoals een behandeling of onderzoek, is anesthesie soms nodig. Anesthesie zorgt ervoor dat u tijdens de behandeling geen pijn heeft.

lees meer

De behandeling

Er zijn verschillende mogelijkheden voor het uitvoeren van de exenteratie. Tijdens de behandeling krijgt u extra zuurstof, een infuus, maagslang en leggen we drains aan. lees meer

De behandeling

Er zijn verschillende mogelijkheden voor het uitvoeren van de exenteratie:
  • Voorste (anterior) exenteratie: verwijdering van uw baarmoeder, vagina en blaas. We leggen een urinestoma aan.
  • Achterste (posterior) exenteratie: verwijdering van uw baarmoeder, vagina, endeldarm en anus (niet altijd). We leggen een ontlastingstoma aan.
  • Totale exenteratie: verwijdering van uw blaas, baarmoeder, vagina, endeldarm en anus (niet altijd). We leggen een urinestoma en een ontlastingstoma aan.
In sommige gevallen hoeven we bij een voorste of achterste exenteratie uw baarmoeder niet te verwijderen. Bij een totale exenteratie verwijderen we de baarmoeder altijd. Afhankelijk van uw leeftijd en uw aandoening, verwijderen we ook beide eierstokken.

Rondom uw operatie zijn diverse veiligheidsmomenten ingebouwd. Vlak voordat de operatie van start gaat nemen we met het gehele operatieteam een zogenaamde ’Time out’. Tijdens dit controlemoment controleren we uw naam, geboortedatum, het te opereren lichaamsdeel en de operatiebenodigdheden.

Infuus

Tijdens de operatie krijgt u infusen in uw arm en meestal ook in uw hals of lies. Hierdoor worden verschillende vloeistoffen en voedingsstoffen toegediend.

Maagslang

Tijdens de anesthesie werken uw darmen minder. Ze voeren geen maagsappen af. Daarom brengen we een maagslang in. Dit is een dunne slang die via uw neus en slokdarm naar uw maag loopt. Het zorgt ervoor dat de maagsappen naar een opvangzak worden afgevoerd. De werking van de darmen neemt na de operatie weer geleidelijk toe.

Zuurstof

Door een tweede slangetje in uw neus dienen we extra zuurstof toe. Dit slangetje zit slechts enkele centimeters in uw neusholte. We plakken het met een pleister op uw neus vast. Als u geen urinestoma krijgt, brengen we tijdens de operatie een blaaskatheter in. Dit is een zeer dun slangetje in uw blaas. Het zorgt voor een constante afvoer van urine naar een opvangzak aan uw bed.

Drians

1 of 2 andere slangetjes (drains) zorgen voor de afvoer van wondvocht en eventueel buikvocht. Deze slangetjes staan vaak in verbinding met 1 of 2 flessen die aan uw bed hangen.

Na de behandeling

Als de genezing normaal verloopt, kunt u na ongeveer 10 tot 14 dagen het ziekenhuis verlaten. lees meer

Na de behandeling

Na de operatie bellen we direct uw partner of contactpersoon. We vertellen hoe de ingreep is verlopen. Vergeet dus niet het juiste telefoonnummer door te geven, waarop uw contactpersoon bereikbaar is. De anesthesioloog brengt u direct na de operatie naar de verkoeverafdeling (uitslaapkamer). Hier blijft u tot u goed wakker bent. Daarna gaat u terug naar de afdeling. Als de gynaecoloog en de anesthesioloog vinden dat u extra aandacht nodig heeft, brengt u de nacht door op de afdeling Intensive Care of de verkoeverafdeling plus. Zowel op de verpleegafdeling als op de afdeling Intensive Care/Verkoever plus kunt u dezelfde avond, in beperkte mate, bezoek ontvangen.

Als de genezing normaal verloopt, kunt u na ongeveer 10 tot 14 dagen na de operatie het ziekenhuis verlaten.

Pijnbestrijding

Na de opratie heeft u pijnbestrijding nodig. Dit zorgt ervoor dat u zo pijnvrij mogelijk kunt bewegen, ophoesten en doorademen om eventuele complicaties zoals longproblemen en trombose te voorkomen. Bovendien kost pijn energie. Deze energie heeft u hard nodig voor uw herstel. Waarschuw de verpleegkundige als u pijn heeft en wacht hier niet te lang mee.

Verzorging

Na de operatie krijgt u hulp van de verpleegkundigen. Na een paar dagen kunt u alweer een aantal dingen zelf doen, zoals uw bovenlichaam verzorgen. De eerste dagen na de operatie is het afwachten in hoeverre u in staat bent om uzelf met hulp te verzorgen. Misschien kunt u voorzichtig - met hulp - weer uit bed te komen. De nog aangesloten flessen of zakjes van de drain(s) en eventuele katheterzak kunt dan u in een tas meenemen.
Ter voorkoming van trombose is het belangrijk dat u uw benen en armen regelmatig goed beweegt. Meestal krijg u elastische kousen en zogenaamde ‘sleeves’ om uw benen. Dit is een hulpmiddel dat druk uitoefent op uw benen. De sleeves mogen worden verwijderd na 24 uur. De elastische kousen draagt u ongeveer 6 weken. Trek ook regelmatig uw benen op en zucht goed door. Ook al is dat pijnlijk. Een kussentje ter ondersteuning van uw buik verzacht de pijn, vooral bij het hoesten. Tot slot is het heel belangrijk dat u goed doorademt om longproblemen te voorkomen. Ook al is dat pijnlijk.

Maagsonde

Meestal is de maagsonde na de operatie nog aanwezig. Na de operatie komt de zaalarts dagelijks langs om te kijken hoe het met u gaat. Als uw darmen weer voldoende werken, komt er een stopje op de sonde. U mag dan ook een slokje water drinken. Als dit goed gaat en als u niet misselijk wordt, dan verwijderen we de sonde. Wordt u wel misselijk dan verwijderen we het stopje en sluiten we het slangetje aan op een opvangzak. Als u zich niet goed voelt, herhalen we de procedure na een tijdje, of we stellen het uit tot de volgende dag. Als u een maagsonde heeft die is aangesloten op een opvangzak, dan mag u in overleg met de verpleegkundige, gerust een slokje water drinken. Dit verzacht het vervelende gevoel in uw keel. Zodra de maagsonde verwijderd is, mag u weer kleine een klein beetje drinken. Dit kunt u langzaam uitbreiden naar meer drinken, vloeibare voeding. En van licht verteerbaar voedsel naar uw normale eetpatroon.

Zuurstofslangetje

Als u nog een zuurstofslangetje heeft, verwijderen we dit meestal op de dag na de operatie in de ochtend.

Infusen

As u een infuus in uw halsader heeft, kunnen we hierdoor voedingsstoffen toedienen. Als u zelf weer voldoende eet en drinkt, kunnen we het infuus verwijderen. Het moment van verwijderen van het infuus in uw arm is afhankelijk van de werking van de darmen en het ijzergehalte in uw bloed (Hb). Mogelijk krijgt u ook nog medicijnen via het infuus.

Blaaskatheter (als u geen urinestoma heeft)

Een katheter is een dunne slang in uw blaas. Deze zorgt voor een constante afvoer van urine naar de opvangzak naast uw bed. Als deze katheter bij u is ingebracht, verwijderen we deze in overleg met de gynaecoloog.

Drians

Als deze aanwezig zijn, worden de slangetjes (drains) in uw buik na overleg met de gynaecoloog verwijderd. Dit gebeurt als er niet zoveel wondvocht meer wordt geproduceerd.

Wondverzorging

Als deze aanwezig zijn, worden de slangetjes (drains) in uw buik na overleg met de gynaecoloog verwijderd. Dit gebeurt als er niet zoveel wondvocht meer wordt geproduceerd.

Stoma

Samen met de verpleegkundige leert u de aangelegde stoma (of stoma’s) te verzorgen. Eventueel met hulp van een naaste. Als u bij het ontslag nog hulp nodig heeft, dan schakelen we de thuiszorg in voor de thuissituatie.

Ontlasting

Als u bij een exenteratie anterior na de 4e dag na de operatie nog geen ontlasting heeft gehad, dan krijgt u in overleg met de verpleegkundige een laxerend middel.

Gevolgen van de operatie

  • Als tijdens de operatie ook de lymfeklieren in uw buik verwijderd zijn, kunt u last krijgen van dikke benen.

    lees meer


    Lymfoedeem

    Als tijdens de operatie ook de lymfeklieren in uw buik verwijderd zijn, kunt u last krijgen van dikke benen. Deze klachten treden vaak pas na enkele maanden op. Uw behandelend arts stuurt u dan door naar de fysiotherapeut voor lymfedrainage. Ook krijgt u steunkousen aangemeten.

  • Menstruatie

    Na het verwijderen van de baarmoeder treedt er geen menstruatie meer op. Als uw eierstokken gespaard zijn gebleven, krijgt u toch de klachten die horen bij de cyclus. Deze klachten kunnen zijn: gevoelige, gespannen borsten, stemmingsveranderingen en/of hoofdpijn.

    Als de eierstokken wel tijdens de operatie zijn verwijderd en u bent nog niet in de overgang, dan komt u daar nu versneld in. Overgangsverschijnselen zijn: overmatig transpireren, opvliegers en/of depressieve buien. Dit komt doordat er geen hormonen (oestrogeen en progesteron) meer worden geproduceerd. In overleg met uw behandelend arts kunnen dan eventueel hormonen voorgeschreven worden. Dit is afhankelijk van uw aandoening.

  • Plassen

    Soms is het functioneren van uw blaas na de operatie veranderd. U verliest af en toe wat urine en moet vaker op een dag plassen. Het kan zijn dat u de eerste tijd (weken tot maanden) niet goed kunt uitplassen. Om een urineweginfectie te voorkomen, laat u uw blaas dan met een slangetje leeglopen. Dit leert de verpleegkundige u. Als u een urinestoma heeft gekregen, loopt de urine in een zakje op uw buik af. De stomaverpleegkundige leert u hoe u uw stoma zelf verzorgt. U heeft ook na ontslag uit het ziekenhuis nog 1 of meerdere controleafspraken bij de stomaverpleegkundige. Tot de verzorging goed loopt. Bij vragen of problemen met uw stoma(‘s) kunt u altijd contact opnemen met de stomaverpleegkundige.

  • Seksualiteit

    De verandering in beleving van seksualiteit na deze operatie verschilt voor iedere vrouw. Vooral de zin in vrijen kan een lange periode afwezig of verminderd zijn. Intimiteit, genegenheid en knuffelen zijn in deze periode erg belangrijk. Bij de eerste controle op de polikliniek (6 weken na de operatie) kunt u met uw behandelend arts bespreken of gemeenschap weer kan en mag plaatsvinden.

    Emotioneel kan het enkele maanden duren voordat u weer plezier beleeft aan het vrijen. Het is belangrijk hierover te praten met uw partner. Ook uw partner kan in het begin onzeker zijn. Als er problemen op seksueel gebied ontstaan, dan kunt u deze altijd met de behandelend arts bespreken of met de oncologieverpleegkundige/casemanager. Als het nodig is, kunnen we u doorverwijzen naar een seksuoloog.

Uitslag en controle

Het verwijderde weefsel wordt onderzocht door de patholoog. Op basis van deze uitslag besluiten we of een vervolgbehandeling nodig is. lees meer

Uitslag en controle

Weefselonderzoek

Het verwijderde weefsel sturen we op naar de patholoog (PA). Hij of zij onderzoekt het weefsel onder de microscoop. Na 10 tot 14 dagen is de uitslag hiervan bekend. De uitslag bespreken we in een werkgroep van verschillende zorgverleners. Deze zorgverleners zijn gespecialiseerd in de diagnostiek, behandeling en nazorg van patiënten met gynaecologische kanker. De groep komt wekelijks bij elkaar voor deze patiëntenbespreking. Hieruit volgt een advies voor controle of eventuele verdere behandeling. Uw behandelend arts bespreekt de PA-uitslag en het resultaat van deze bespreking met u. Als u al thuis bent, maken we voor u een poliklinische afspraak voor het uitslaggesprek.

Nabehandeling

Tijdens het gesprek over uitslag heeft u te horen gekregen of u aanvullende behandeling nodig heeft. Deze nabehandeling bestaat meestal uit chemotherapie en/of radiotherapie (bestraling). U krijgt hier informatie over. Ook wordt er een afspraak voor u gemaakt met de internist-oncoloog en/of de radiotherapeut.

Controles

Na de operatie komt u regelmatig op controle. Als u ook een nabehandeling heeft gehad, dan komt u ook voor controle bij de radiotherapeut of de internist-oncoloog. 6 weken na de operatie komt u bij uw behandelend arts op controle. Daarna verwachten we u gedurende het eerste jaar elke 3 maanden terug op de polikliniek Gynaecologie. Na een aantal jaren neemt het aantal controles af. Tijdens de controlebezoeken vindt eerst een gesprek plaats over de gang van zaken. Verder verricht de arts een algemeen lichamelijk onderzoek en een inwendig onderzoek. Ook prikt hij of zij bloed of we maken een afspraak voor röntgenonderzoek. Stel tijdens de controles de vragen die u heeft. Hoe simpel ze ook lijken. Uiteraard kunt u, ook tussendoor, altijd contact opnemen met uw behandelend arts via de casemanagers.

Naar huis

Het is verstandig om in de eerste periode hulp in huis te hebben. Uw herstel duurt enkele weken, maanden of langer. Het is belangrijk dat u goed naar uw lichaam luistert. lees meer

Naar huis

Tijdens, maar ook na uw ziekenhuisverblijf moet het huishouden door kunnen draaien. Het is verstandig om tijdens deze periode hulp in huis te hebben. Licht huishoudelijk werk kunt u na enkele weken weer hervatten. De zwaardere taken kunt u voorlopig beter niet doen. Denk hierbij aan zwaar tillen, rekken en strekken.

Herstel en verwerking

Veel patiënten voelen zich aan het eind van de opname al aardig opgeknapt. Eenmaal thuis valt dit vaak tegen, omdat hier meer van u wordt verwacht. Meestal komen dan ook de emoties los. Het herstel duurt enkele maanden of langer. Zorg voor voldoende rust. Ga bijvoorbeeld ‘s middags een paar uur naar bed. Uw lichamelijke conditie verbetert geleidelijk. Het is niet precies te zeggen wanneer u de normale werkzaamheden kunt hervatten. Extra rust, ontspanning en goede zorg zijn voorlopig erg belangrijk voor u. Een goede lichamelijke en psychische conditie bevordert het herstel na de operatie.

Over het algemeen kunt u na ongeveer 3 maanden weer goed functioneren. Het is vooral belangrijk om naar uw lichaam te blijven luisteren. De manier van omgaan met gevoelens van verdriet en onzekerheid verschilt voor iedereen. Belangrijk is om te blijven praten met de mensen uit uw omgeving, of met deskundigen. Het kan zijn dat u tegen dingen aanloopt als u lichamelijk weer bent opgeknapt. Twijfel niet om hulp of advies te vragen. U kunt bij vragen of problemen altijd contact opnemen met de casemanagers.
  • Medewerkers
  • Intranet