Na de operatie waar moet u rekening mee houden?

  • Na de operatie gaat u naar de uitslaapafdeling totdat u wakker bent van de narcose of de ruggenprik is uitgewerkt. Als u fit genoeg bent, gaat u weer terug naar de verpleegafdeling.
  • De operateur bespreekt met u of u dezelfde dag naar huis kunt of dat u één nacht opgenomen blijft.
  • De operateur bespreekt met u of er tijdens de operatie een blaaskatheter via de plasbuis wordt geplaatst en of deze na de operatie moet blijven zitten. Als er een blaaskatheter wordt geplaatst, dan wordt deze voordat u naar huis gaat verwijderd.
  • Tijdens de operatie krijgt u soms een speciale tampon in uw vagina. Ook deze verwijderen we dan de eerste dag na de operatie.
  • Nadat we de katheter hebben verwijderd, probeert u zelf te plassen. Als u voelt dat u moet plassen, gaat u naar het toilet om dit te proberen. U gaat ontspannen op het toilet zitten en perst niet. Het plassen moet vanzelf gaan. De verpleegkundige controleert met een scanner of de blaas goed leeg is geraakt. U mag naar huis als u kunt plassen en er geen urine meer in uw blaas achterblijft. Lukt het plassen niet? Dan blijft de katheter langer zitten of leren we u zelfde blaas leeg te maken met een katheter.

Aandachtspunten

  • In de eerste 2 weken is het belangrijk dat u voldoende rust. U mag niet zwaar tillen, sporten of fietsen.
  • De eerste 2 weken mag u niet in bad. Douchen mag wel.
  • Na 1 week kunt u beginnen met licht werk. Met zwaar werk kunt u na 2 tot 3 weken starten.
  • De eerste 6 weken na de operatie mag u niet persen als u naar het toilet gaat. Zorg daarom voor een zachte ontlasting.
  • U mag de eerste 4 weken na de operatie geen seks hebben.
  • U mag niet meer dan 10 kilo tillen. Moet u toch zware dingen tillen? Zet dan uw voeten een klein beetje uit elkaar en buig uw knieën een beetje. Zo komt er minder druk op uw bekkenbodem en de ophanging van de plasbuis.
  • Meestal kunt u sporten en fietsen weer opbouwen na 3 weken. Praat hier wel eerst met uw arts over bij de controle na de operatie.
  • Veel hoesten en/of overgewicht maken de kans kleiner dat de operatie slaagt. Stoppen met roken, veel beweging en letten op wat u eet helpen om complicaties te voorkomen.

Aan elke operatie zijn risico’s verbonden, zoals een nabloeding, infectie of nadelige gevolgen van de ruggenprik of narcose. Daarnaast zijn bij deze operatie andere complicaties mogelijk:

  • Moeite met plassen na de operatie. Het ondersteunen van de plasbuis kan zo effectief zijn, dat u na de operatie moeite kunt krijgen met uitplassen. Soms komt het plassen na enkele dagen tot weken weer spontaan goed op gang en is katheteriseren niet nodig. Soms lukt het plassen niet meer spontaan en is het nodig om meerdere keren per dag te katheteriseren.
  • Soms is het voor de operatie al duidelijk dat het plassen lange tijd of nooit meer zal lukken. In dat geval kunt u leren uzelf te katheteriseren. Voor de operatie krijgt u hierover informatie.
  • Heel soms treedt er een zogenaamde erosie op. Dit kan ook lange tijd na de operatie gebeuren. Hierbij trekt het bandje zich door de vagina, plasbuis of blaas. Als er een erosie van het bandje in de vagina ontstaat, kunnen we dit soms met hormonen behandelen. In veel gevallen is dan een hernieuwde operatie nodig om het bandje ter plaatse te verwijderen. Als er een erosie van het bandje door de plasbuis of blaas is, verwijderen we dit met een operatie. Bij verwijdering van een (deel) van een bandje neemt de stressincontinentie vaak weer toe, omdat het bandje niet meer effectief is. Een hernieuwde operatie voor de behandeling van de terugkeer van de stressincontinentie kan dan nodig zijn.
  • Heel soms accepteert uw lichaam het bandje niet goed. Er ontstaat dan een ontstekingsreactie. We moeten het bandje dan verwijderen.
  • Ook bij een infectie met bacteriën moeten we het bandje (deels) verwijderen.
  • Pijn in de blaas en aandrang om te plassen. Het bandje kan de blaas irriteren. Hierdoor kunnen pijn en aandrang om te plassen ontstaan (blaaskrampen). Bij hevige blaaskrampen kan aandrangincontinentie optreden. Zo kan het gebeuren dat door de slingoperatie de stressincontinentie over is, maar dat daarbij in de plaats aandrangincontinentie ontstaat. Dit is een hinderlijke complicatie die in veel gevallen met medicijnen te bestrijden is.
  • Pijn bij seks.
  • Soms heeft de behandeling niet het gewenste resultaat en blijven er klachten van stressincontinentie. Een aanvullende behandeling kan dan nodig zijn.
  • U kunt een blaasontsteking krijgen doordat we bij de operatie via de plasbuis met een cameraatje kijken en u een blaaskatheter krijgt voor één dag.
Patiëntenzorg Behandelingen Sling operatie bij vrouwen

Wat is een sling operatie?

Bij een sling operatie leggen we een bandje om de plasbuis om urineverlies tegen te gaan. Er zijn twee mogelijkheden:

  • Via een sneetje bij de plasbuis brengen we het bandje vanuit de vagina achter het schaambeen langs omhoog door de buikwand boven het schaambeen.

    lees meer


    Kunststof bandje (TVT)

    De operatie gebeurt via uw vagina. Hier maken we een sneetje om bij de plasbuis te komen. We brengen het bandje via dit sneetje in. We brengen het bandje vanuit de vagina achter het schaambeen langs omhoog door de buikwand boven het schaambeen. Hiervoor zijn nog 2 kleine sneetjes net boven het schaambeen nodig. Het sneetje in de vagina wordt met oplosbare hechtingen gehecht. De sneetjes boven het schaambeen worden eventueel met een oplosbare hechting gesloten indien benodigd.



    Negentig procent van de vrouwen is tevreden met het resultaat van deze operatie. De kans dat het urineverlies vrijwel helemaal verdwijnt, is ongeveer 85%. Op de lange termijn neemt dat percentage wat af. Acht procent van de geopereerde vrouwen heeft duidelijk minder urineverlies, maar is niet helemaal droog. Bij 6% van de vrouwen helpt de operatie niet. Bedenk dus dat er geen honderd procent garantie is op succes.

    In een uitzonderlijke situatie kan gekozen worden om het bandje vanuit de vagina via twee openingen in het bekken te plaatsen. Het bandje loopt dan naar de lies links en rechts. Hiervoor worden er twee kleine sneetjes in de liezen gemaakt in plaats van boven het schaambeen. Deze ingreep wordt ook wel TOT of TVT-O genoemd. Deze ingreep is echter minder effectief en geeft meer kans op pijnklachten in de liezen.


  • Pubovaginale fasciesling

    Hierbij maken we gebruik van een bindweefsellaag (fascie) uit het eigen lichaam om een bandje te maken. Dit bindweefsel kunnen we uit de buikspier of beenspier halen.

    Het bandje brengen we met hechtingen op dezelfde manier in als een TVT. Het is bij een fasciesling nodig om een snee in de onderbuik, boven het schaambeen, te maken om de het stuk fascie te verkrijgen en de hechtingen van de fasciesling te kunnen knopen.


Voor de operatie

De operatie kan plaatsvinden onder lokale verdoving of narcose. Voorafgaand aan de operatie beoordeelt de anesthesioloog uw gezondheid. Ook bespreekt de anesthesioloog met u welke medicijnen u wel en niet mag blijven gebruiken. 


Behandeling Anesthesie

Als u naar het Radboudumc komt voor een operatie dan krijgt u te maken met anesthesie (verdoving of narcose). Ook voor andere ingrepen, zoals een behandeling of onderzoek, is anesthesie soms nodig. Anesthesie zorgt ervoor dat u tijdens de behandeling geen pijn heeft.

lees meer

Na de operatie waar moet u rekening mee houden?

Na de operatie gaat u naar de uitslaapafdeling totdat u wakker bent van de narcose of de ruggenprik is uitgewerkt. Als u fit genoeg bent, gaat u weer terug naar de verpleegafdeling.

lees meer

Uw opname bij het Radboudumc

Wordt u binnenkort opgenomen op een van onze verpleegafdelingen? Of bent u met spoed bij ons opgenomen? Dan komt er veel op u af. Hier vindt u informatie over het voorbereiden op een opname, de opnamedag, uw verblijf en uw ontslag.

lees meer

Complexe gynaecologie

We onderzoeken en behandelen patiënten met goedaardige (benigne) gynaecologische problemen, zoals bekkenbodemproblemen, endometriose, verzakking, bekkenbodempijn en kinderen met aangeboren gynaecologische afwijkingen.

lees meer
  • Medewerkers
  • Intranet