Toediening van antibiotica

Infecties vormen een belangrijk probleem op de Intensive Care. Veel patiënten worden opgenomen met een infectie, bijvoorbeeld een ernstige longontsteking of een gecompliceerde urineweginfectie. Ook als een patiënt niet met een infectie wordt opgenomen kan het zijn dat er later een infectie optreedt, zoals een luchtweginfectie of een infectie van een centrale lijn. Het is bekend dat patiënten ziek kunnen worden van bacteriën die ze bij zich dragen in hun mond/keelholte, luchtwegen en darmen. Dit zijn bacteriën, waar iemand onder normale omstandigheden niet ziek van wordt. Daarom behandelen we alle patiënten, van we wie verwachten dat ze langer dan enkele dagen op de Intensive Care moeten verblijven. preventief met antibiotica. Dit noemen we ook wel Selectieve Darm Decontaminatie (SDD), waarbij we vooral de ziekmakende bacteriën in de mond, keel en darm neutraliseren en regelmatig kweken afnemen.

Als het niet bekend is wat de verwekker is, maar het is wel duidelijk dat de patiënt een ernstige infectie (sepsis) heeft, dan starten we vaak met breedspectrum antibiotica, antibiotica die effectief zijn bij veel verschillende bacteriën.
 
Afdelingen Intensive Care Zorg en behandeling op de IC-MC

Patiënten krijgen op de Intensive Care extra zorg en speciale bewaking. Waar nodig ondersteunen we de belangrijke lichaamsfuncties, zoals ademhaling of bloedsomloop, met speciale apparatuur. Gespecialiseerde artsen en verpleegkundigen doen er alles aan om de patiënt zo goed mogelijk door een kritieke, soms levensbedreigende fase heen te helpen.

Complexe zorg en veiligheid op de IC en MC

De zorg op onze afdeling is zeer complex. Veel verschillende medisch specialisten en verpleegkundigen nemen er deel aan, ondersteund door geavanceerde medische technologie. lees meer

Complexe zorg en veiligheid op de IC en MC

CRM

De zorg op onze afdeling is complex. Veel verschillende medisch specialisten, verpleegkundigen en paramedici nemen er deel aan. Zij worden ondersteund door geavanceerde medische technologie en zij zijn of worden speciaal opgeleid voor dit type zorg. Werken met duidelijke afspraken en protocollen is letterlijk van levensbelang. De medewerkers van de Intensive Care en Medium Care zijn getraind volgens het principe Crew Resource Management (CRM). Dit komt uit de luchtvaart. Bij CRM houdt men zich aan duidelijke regels om collega’s aan te spreken en goed naar elkaar te luisteren. Ook werken we met CRM-checklisten om veilig te werken en fouten te voorkomen.

Eenduidige, deskundige en veilige zorg

Protocollen, werkwijzen en werkafspraken over onderzoeken, (be)handelingen en zorg gelden voor alle medewerkers en voor alle units binnen de IC en MC. Dit zorgt voor maximale eenduidigheid, veiligheid en kwaliteit. Verpleegkundigen helpen en ondersteunen elkaar bij de zorgverlening en werken intensief samen. Dit gebeurt ook op andere units zodat overal op de IC en MC voldoende deskundige zorgmedewerkers aanwezig zijn.

Spoedopname of geplande opname

Sommige patiënten weten vooraf dat zij naar de IC gaan, bijvoorbeeld na een grote operatie. Voor andere patiënten, en zeker ook voor hun naasten, komt een opname onverwachts. lees meer

Spoedopname of geplande opname

Sommige patiënten weten vooraf dat zij naar de IC gaan, bijvoorbeeld na een grote operatie. Voor andere patiënten, en zeker ook voor hun naasten, komt een opname onverwachts. Patiënten die een ernstig trauma hebben opgelopen, komen met de ambulance of helikopter naar ons ziekenhuis.
Ook worden IC patiënten vanuit IC-afdelingen van andere ziekenhuizen naar ons overgeplaatst en andersom. Daarvoor voeren we 7 dagen per week transporten uit met onze Mobiele Intensive Care Unit (MICU). De MICU is een speciaal ingerichte ambulance die intensive care patiënten van het ene ziekenhuis naar het andere brengt.
 

Dagprogramma

Zorg en behandeling op de IC en MC bestaat uit veel activiteiten bij of met de patiënt. Zo is de IC-verpleegkundige regelmatig bij de patiënt voor controles van patiënt, monitoring en apparatuur, bloedafname en verzorging. lees meer

Dagprogramma

Zorg en behandeling op de IC en MC bestaat uit veel activiteiten bij of met de patiënt. Zo is de IC-verpleegkundige regelmatig bij de patiënt voor controles van patiënt, monitoring en apparatuur, bloedafname en verzorging. De patiënt krijgt regelmatig wisselligging, verzorging en fysiotherapie. Als het mogelijk is, oefent de patiënt de spieren actief en komt uit bed. Als dat niet lukt, geven we extra fysiotherapie van de ledematen om de spieren en gewrichten soepel te houden. In overleg met de patiënt, de verzorgers en behandelaars stellen we een individueel dagprogramma op. Zo stemmen we alle zorg en behandeling goed af op elkaar en op de mogelijkheden van de patiënt. Niet-ingeplande noodzakelijke (spoed-)activiteiten (onderzoek, behandeling) worden besproken met de verantwoordelijk arts en IC-verpleegkundige en worden ingepast in de zorg.

Een dag op de IC

Een dag op een IC unit  ziet er ongeveer zo uit:
07.30 - 08.00 uur Verpleegkundige overdracht, rapportage nachtdienst naar dagdienst.
08.00 – 08.30 uur Medische overdracht
08.00 – 10.00 uur Controles, monsterafname labonderzoek, wondzorg Lichamelijke verzorging van de patiënten.
Fysiotherapie maakt individuele oefenafspraken voor patiënten; start oefenen/mobiliseren (tot ± 15.00 uur).
08.15 - 09.00 uur Controle/onderzoek per patiënt door arts-assistent.
09.00 - 12.00 uur Visite bij iedere patiënt met intensivist, arts-assistent, fellow, IC-verpleegkundige.
12.00 - 13.30 uur Centraal patiëntenoverleg; artsen bespreken gezamenlijk alle patiënten op IC/MC.
12.30 - 13.30 uur Eventueel rustuur voor de patiënten. Lunchpauzes verpleegkundigen.
14.00  - 16.00 uur Onderzoeken, behandeling, verzorging, fysiotherapie.
15.30 - 16.00 uur Verpleegkundige overdracht/rapportage dagdienst naar avonddienst.        
17.00 - 18.00 uur Korte patiëntenronde door artsen. Medische overdracht.
19.00  - 21.00 uur Evt. mobiliseren.
21.00 - 22.30 uur Patiëntenronde door artsen en orders voor de nacht.
23.00 - 23.30 uur Verpleegkundige overdracht, rapportage avonddienst naar nachtdienst.
23.30 - 06.00 uur Verpleegkundige zorg en controles, streven naar een goede nachtrust voor de patiënten.
06.00 – 07.30 uur Medicatietoediening en voorbereiding voor de dag.

Informed Consent

Volgens de wet WGBO (Wet op de Geneeskundige Behandel Overeenkomst) moeten patiënten toestemming geven voor een medische behandeling, nadat ze goed en volledig geïnformeerd zijn over hun toestand (diagnose) en eventuele behandeling. Op de IC/MC is dat niet altijd mogelijk. lees meer

Informed Consent

Informed consent is een Engelstalige term en betekent letterlijk “geïnformeerde toestemming”. Volgens de Wet op de Geneeskundige Behandel Overeenkomst (WGBO) moeten patiënten toestemming geven voor een medische behandeling, nadat ze goed en volledig geïnformeerd zijn over hun toestand (diagnose) en eventuele behandeling. We moeten goed uitleggen wat de voorgestelde behandeling inhoudt, wat de risico’s en voor- en nadelen zijn, wat de gevolgen zijn als u de behandeling niet wilt en of er eventueel alternatieven zijn. Op grond van deze informatie kan een patiënt kiezen om wel of geen toestemming te geven voor de behandeling. Als dit niet goed met de patiënt zelf kan worden besproken, dan leggen we deze keuze voor aan uw wettelijke vertegenwoordiger.

Situatie op IC/MC

De medische en verpleegkundige zorg op de Intensive Care en Medium Care kunnen variëren van relatief eenvoudig tot buitengewoon complex. De totale behandeling bestaat uit verschillende onderdelen. Het is niet altijd mogelijk om van alle onderdelen van de behandeling de voor- en nadelen en de risico’s uitvoerig toe te lichten. Heeft u vragen? Dan kunt u altijd een gesprek aanvragen om uw vragen te stellen.

Overleg

In de middag vindt er een multidisciplinair overleg plaats, waar alle behandelaren van uw naaste bij aanwezig zijn. Als het nodig is, kan over de toestand of behandeling van uw naaste uiteraard ook nog op andere momenten worden overlegd.

Het zorg- en behandelteam op IC en MC

Het zorg- en behandelteam van Afdeling Intensive Care is groot en bestaat uit meerdere disciplines, waaronder artsen en verpleegkundigen. lees meer

Het zorg- en behandelteam op IC en MC

-

Het zorg- en behandelteam van Afdeling Intensive Care is groot en bestaat uit meerdere disciplines, waaronder artsen en verpleegkundigen. Zij zijn gespecialiseerd in het behandelen en verzorgen van patiënten op een IC/MC afdeling of zijn daarvoor in opleiding: het Radboudumc leidt op voor IC en MC zorg voor volwassenen en voor IC en HC zorg voor kinderen.



Fysiotherapie op de IC en MC

Fysiotherapie richt zich op ademhalingstraining en het mobiliseren van patiënten. lees meer

Fysiotherapie op de IC en MC

De fysiotherapie in het ziekenhuis op de IC en MC is gespecialiseerd in ademhalingstraining en het veilig en  verantwoord  mobiliseren (letterlijk: in beweging brengen) van patiënten met een ernstige aandoening en de  complicaties, die zich daarbij kunnen voordoen.

Fysiotherapie richt zich op het vroeg mobiliseren (binnen 24 tot 48 uur na opname), waarbij patiënten uit bed komen om complicaties zoals longontsteking, acute verwardheid en/of doorliggen te voorkomen. Daarnaast zijn het voorkómen van functieverlies en het starten van vroege revalidatie belangrijke redenen voor vroege mobilisatie. Beiden dragen bij aan een verkorte opnameduur en betere herstelmogelijkheden.
 

Mobilisatie

Mobilisatie is goed voor de conditie van de spieren en gewrichten, maar ook voor de mentale conditie van de patiënt. De meeste oefeningen kunnen ook door IC-patiënten worden uitgevoerd terwijl ze nog beademd worden. Om de patiënt oefeningen te laten doen, kan gebruik worden gemaakt van een zogeheten bedfiets. Aan de beademing liggen hoeft dus niet altijd te betekenen dat de patiënt aan het bed gekluisterd is: ook kunnen beademde patiënten in een zogeheten mobilisatie-stoel geholpen worden.
Dit alles is wel afhankelijk van hun conditie. Belangrijk is dat er goede schoenen en comfortabele kleding aanwezig zijn.
 

Hydrotherapie

Hydrotherapie is ideaal voor zwakke patiënten die zeer laag belastbaar zijn, omdat het erg moeilijk is om ‘op het droge’ oefeningen met hen te doen. Het grote voordeel van oefenen in het water is dat de patiënt minder lichaamsgewicht ervaart. Ook verdwijnt de eventuele angst om te vallen en door het warme water kan hij gemakkelijker ontspannen, waardoor hij minder pijn voelt. Daarnaast nemen spanningen af en zorgt de druk van het water ervoor dat overtollig vocht (bijvoorbeeld bij oedeem) verdwijnt.
De fysiotherapeut coördineert de afspraken. Hij bepaalt in overleg met uw arts of de patiënt in aanmerking komt voor het oefenbad en onder welke omstandigheden. Als een patiënt therapie krijgt in het oefenbad, moeten daar verschillende mensen bij zijn: een fysiotherapeut, een verpleegkundige en eventueel een arts(assistent). De fysiotherapeut begeleidt de patiënt in het oefenbad. Familie of direct naasten mogen hierbij (in aantal beperkt) aanwezig zijn en ook meehelpen in het water als dat voor hen en de patiënt prettig is.
 

Fysiotherapie voor de ademhaling

De vaststelling van ademhalingsproblematiek richt zich op longfunctieproblemen (het meten van verminderde kracht van de ademhalingspieren, hoestkracht en longinhoud).
De behandeling ervan bestaat uit hulp bij het ophoesten, het trainen van de spierkracht van de ademhalingsspieren, het behoud van longinhoud en van rekbaarheid en veerkracht van de borstkas. Het doel is het voorkomen van problemen bij de ademhaling en het verkrijgen en/of behouden van voldoende longfunctie, zodat de patiënt weer goed zonder de beademingsmachine kan ademen als hij herstelt.
Als de beademing wordt afgebouwd kunnen de ademhalingsspieren door training weer sterker worden. Door deze oefeningen kan de patiënt sneller ontwend worden van het beademingsapparaat. De kans op luchtweginfecties wordt hierdoor verkleind.





 

Zorg bij overlijden

Hier vindt u informatie over zorg rondom het levenseinde op de IC en de MC. lees meer

Zorg bij overlijden

Intentie van deze informatie
Deze tekst is op onze website weergegeven om u als websitebezoeker te informeren over zorg rondom het levenseinde op de Intensive Care (IC) en de Medium Care (MC).
Indien u deze informatie leest omdat u als familielid/direct betrokkene geconfronteerd wordt met het overlijden van een naaste op de IC of MC, bieden wij u ons medeleven aan en wensen u veel sterkte bij het dragen en verwerken van deze ingrijpende gebeurtenis.

Overleven en herstel zijn niet altijd haalbaar
Ernstig zieke patiënten op de IC en de MC hebben vaak te kampen met bedreiging of uitval van lichaamsfuncties die voor het leven essentieel zijn, zoals bloedsomloop en ademhaling.
Zorg en behandeling richten zich op de aanpak van de problemen van deze zogenoemde vitale functies. Overleven en herstel zijn echter niet altijd haalbaar. Ondanks deskundige en intensieve behandeling kunnen ziekteverschijnselen aanhouden of alsmaar toenemen: stapsgewijs of onafgebroken verslechtert hierdoor de gezondheidssituatie van de patiënt. Uiteindelijk ontstaat de mogelijkheid, dat de patiënt komt te overlijden. Dit kan gebeuren omdat de ziekte niet reageert op een maximale medische behandeling of omdat een ingestelde medische behandeling niet meer leidt tot het beoogde en voldoende herstel van de aangedane vitale functie(s).

Overlijden ondanks maximale medische behandeling en zorg
In deze situatie verergeren de problemen van de vitale functies zodanig, dat ze niet (meer) verholpen kunnen worden: maximaal ingezette medische maatregelen werken dan niet/slaan niet aan en de al verzwakte lichamelijke toestand gaat onhoudbaar verder achteruit. Deze terugval kan zich soms slepend en traag ontwikkelen, maar ook een zeer snel verloop hiervan is mogelijk. De patiënt overlijdt uiteindelijk aan een onbehandelbare levensbedreigende aandoening, ondanks maximale medische behandeling en zorg.

Overlijden na het stoppen van een niet meer effectieve medische behandeling
Hierbij brengen maximale medische behandeling en zorg wel tijdelijk een kleine verbetering of stabilisatie van de ernstige situatie teweeg, maar verdergaand herstel treedt niet op. Overleven is dan alleen mogelijk met behulp van blijvende en ingrijpende medische ondersteuning van bijvoorbeeld ademhaling en/of bloedsomloop.
Indien het medisch gezien duidelijk is dat een ingezette behandeling niet meer tot herstel kan leiden is doorgaan met die behandeling niet langer effectief en wordt medisch zinloos. Op grond hiervan kan door het behandelend team gekozen worden om de op herstel gerichte medische behandeling niet langer voort te zetten. Het stoppen van deze behandeling leidt ertoe dat de patiënt komt te overlijden.

Gesprek over de situatie en het levenseinde
Een besluit om wel of niet te kiezen voor een medische behandeling wordt in de regel in samenspraak tussen de arts en de patiënt gemaakt. Als de patiënt door de ernst van de ziekte niet meer in staat is om dergelijke beslissingen te nemen, bespreekt de behandelend arts de situatie en het beleid met de wettelijk vertegenwoordiger/familie van de patiënt. Indien uw naaste op IC of MC zich in een dergelijke slechte situatie bevindt, wordt aan u als familie en direct betrokkenen in een gesprek uitleg gegeven over het beloop en de ernst van het ziek zijn, de medische behandeling en de nu ontstane situatie.
Als er sprake is van medisch niet meer effectief en daardoor zinloos handelen en er geen mogelijkheden voor herstel meer bestaan, bespreekt de behandelend arts met u de keuze van het behandelend team om de op genezing gerichte behandeling niet langer voort te zetten. U krijgt eveneens uitleg over het beloop van het stoppen van deze behandeling en over het overlijdensproces. Indien de situatie van uw naaste het toelaat, stemmen we het definitieve tijdstip van het stoppen van die medische behandeling met u af, zodat er voldoende ruimte is om afscheid te kunnen nemen.
De artsen en verpleegkundigen bespreken met u het naderende levenseinde en de zorgverlening daarbij. Het bieden van comfort aan uw naaste en het voorkomen van pijn, kortademigheid, onrust, stress en andere ongemakken staan bij het naderend overlijden op de voorgrond: om dit te bereiken kunnen pijnstillende, rustgevende en andere medicijnen worden toegediend.
We bieden u ruimte en gelegenheid om de zorgverlening bij het levenseinde zo goed mogelijk aan te laten sluiten bij de persoonlijke wens van uw naaste en uzelf.
De verpleegkundige en een geestelijk verzorger of een andere deskundige uit het Radboudumc kunnen u hierbij ondersteunen (ongeacht uw religieuze achtergrond).
U kunt hiervoor ook iemand uit uw eigen omgeving benaderen, als u daar behoefte aan heeft.

De laatste levensfase
U wordt in de gelegenheid gesteld om zoveel mogelijk bij uw naaste te zijn. Dat kan meer inhouden dan enkel op de kamer van uw naaste aanwezig zijn. U kunt hierbij denken aan praten/vertellen, het vasthouden van een hand, huidverzorging, haren verzorgen, de lippen invetten en de mond bevochtigen. Ook een ziekenzegening of ziekenzalving en andere rituelen en uitingen van verbondenheid kunnen zeer waardevol zijn voor alle aanwezigen. Tevens is er de mogelijkheid om - als herinnering- een foto te nemen, een haarlokje te verkrijgen of een gipsafdruk van de hand te maken, indien u daar behoefte aan heeft.
In deze laatste levensfase worden levensverlengende handelingen gestaakt. Dit betekent dat de ondersteuning van de vitale lichaamsfuncties ademhaling en/of bloedsomloop wordt beëindigd door het stoppen van apparatuur en medicijnen die deze functies ondersteunen: toediening van medicatie, die gericht is op het comfort van uw naaste - het bestrijden van pijn, kortademigheid en andere ongemakken - wordt dan niet verminderd of gestaakt.
Het is niet goed mogelijk om exact aan te geven hoe lang het duurt na het stoppen van de ondersteunende apparatuur en medicijnen, voordat uw naaste daadwerkelijk overlijdt: doorgaans kan echter wel een redelijke inschatting gemaakt worden.

Donatie
Bij hun levenseinde kunnen patiënten in aanmerking komen om hun organen of weefsels te doneren: hiervoor kan door de behandelend arts het Donorregister worden geraadpleegd.  Mocht dit het geval zijn dan bespreekt het medisch team met u de mogelijkheden en geeft u informatie over hoe een dergelijk traject eruit gaat zien. Het doneren van organen of weefsels heeft geen invloed op de behandeling, die is ingesteld op comfort en op het bestrijden van ongemakken. Meer informatie over orgaan- en/of weefseldonatie vindt u op www.transplantatiestichting.nl

Het overlijden en de zorg daarna
Als u wilt kunt u tijdens het sterven bij uw naaste aanwezig zijn.
Het overlijden wordt formeel vastgesteld door de arts. We overleggen daarna met u over vervolgstappen in de zorg voor uw naaste. Ook is er ruimte voor uitingen van medeleven en reflectie/terugblikken op het leven en sterven van uw naaste en op de verleende zorg en behandeling.
De verpleegkundige verzorgt uw naaste na het overlijden: u kunt hieraan deelnemen, als u dat wilt. Na de verzorging wordt u als familie en direct betrokkenen uitgenodigd om van uw naaste afscheid te nemen.
Vanuit de IC of MC wordt uw naaste overgebracht naar het mortuarium van het Radboudumc:  indien gewenst kunt u samen met ons uw naaste naar het mortuarium begeleiden. Over de zorg en de zorgmogelijkheden in het mortuarium vindt u hier (https://www.radboudumc.nl/afdelingen/mortuarium) meer informatie.

Nazorggesprek
Enkele weken na het overlijden van uw naaste ontvangt u van de IC of de MC een condoleancekaart op het woonadres van uw naaste. In deze kaart wordt u tevens uitgenodigd voor een nazorggesprek. In dat gesprek kunt u met een behandelend arts en/of een verzorgend verpleegkundige terugkijken naar het verblijf, zorg en behandeling en het overlijden van uw naaste op de IC en/of MC. Ook kunt u uw eigen ervaringen delen en eventuele vragen en onduidelijkheden voorleggen.
Een afspraak hiervoor kunt u maken via het stafsecretariaat van de IC: de contactgegevens voor het maken van die afspraak staan in de uitnodiging vermeld.


Begeleiding en steun

Het Radboudumc biedt verschillende vormen van geestelijke steun aan patiënten en naasten. lees meer

Begeleiding en steun

Het Radboudumc biedt verschillende vormen van geestelijke steun aan patiënten en naasten.

Maatschappelijk werk

Een medisch maatschappelijk werker biedt hulp bij problemen die ontstaan door ziekte en/of ziekenhuisopname, bijvoorbeeld hulp bij financiële kwesties of bij het aanvragen van voorzieningen. Ook andere zaken kunnen aan bod komen, zoals uw beleving en gedachten over uw situatie, uw toekomst en onder andere relationele en sociale vraagstukken. Het werkveld van de medisch maatschappelijk werker reikt tot buiten de ziekenhuismuren en voorbij de ziekenhuisopname. Hij of zij kan helpen om te verhelderen wat er speelt en een goede begeleiding en belangenbehartiging bieden. U en/of uw naaste kunt de behandelend arts of verpleegkundige vragen om een afspraak te maken.

Geestelijke verzorging

In situaties waarin het vanzelfsprekende en gewone van het bestaan door een ernstige ziekte wegvallen, kan een pastor of geestelijk verzorger u en uw naasten ruimte, steun en bemoediging bieden. Zij maken samen met u ruimte voor levensvragen die kunnen spelen, zoals:
  • Wat betekent wat ik meegemaakt heb voor mij?
  • Waarom is mij dit overkomen?
  • En wat heeft mij kracht gegeven?
  • Waar vind ik kracht om verder te gaan?
Ook kunnen zij u en uw naasten ondersteunen bij ingrijpende momenten en het maken van moeilijke keuzes in een voor u onzekere levensperiode. Vraag de verpleegkundige om een geestelijk verzorger van het ziekenhuis voor u uit te nodigen. Zij zijn vertrouwd met ziekteprocessen en begrijpen wat u meemaakt.
Vanzelfsprekend is de geestelijk verzorger uit uw eigen woonplaats of sociale gemeenschap welkom, als u die graag wilt spreken.

Pedagogisch medewerker

De pedagogisch medewerker begeleidt kinderen en hun ouders met pedagogische vragen rondom een opname op de IC en HC voor Kinderen.
Voor complexe en bijzondere problematiek bij kinderen van volwassen IC-patiënten kunt u ook een beroep doen op haar deskundigheid. U kunt de verpleegkundige vragen om contact met de pedagogisch medewerker op te nemen.

Behandelingen


Veel­voorkomende behandelingen op de afdeling IC/MC

Onderstaande behandeling gelden voor bijna alle patiënten op de Intensive Care. Mogelijk zijn niet alle onderdelen op uw familielid of naaste van toepassing, maar als er om toestemming (Informed Consent) voor behandeling op de IC of MC wordt gevraagd, dan wordt het totale pakket bedoeld.
  • Veel patiënten op de Intensive Care worden geholpen met de ademhaling (beademing), omdat ze daar zelf tijdelijk niet of onvoldoende toe in staat zijn.

    lees meer


    Beademing

    Veel patiënten op de Intensive Care worden geholpen met de ademhaling (beademing), omdat ze daar zelf tijdelijk niet of onvoldoende toe in staat zijn. De reden om tot beademing over te gaan kan uiteenlopen van een laag zuurstofgehalte in het bloed tot een te hoog koolzuurgehalte of omdat de patiënt te veel inspanning (ademarbeid) moet leveren om de gasuitwisseling op peil te houden. Patiënten die in coma zijn hebben ook vaak een beademingsbuisje nodig vanwege het sterk verhoogde risico op verslikken. Tijdens operaties onder anesthesie (narcose) worden patiënten ook altijd beademd en als patiënten na een ingreep op de Intensive Care worden opgenomen, dan worden ze daar meestal beademd naartoe gebracht.
     

    Invasief en niet-invasief

    Beademing kan op verschillende manieren worden toegepast. Er wordt onderscheid gemaakt tussen invasieve en niet-invasieve beademing. Bij invasieve beademing brengen we een buisje tot in de luchtpijp, via de mond (zie Intubatie) en in een later stadium soms via de hals (zie Tracheotomie). Het is in sommige gevallen mogelijk om niet-invasief (zonder buisje) te beademen. De beademingsmachine sluiten we dan aan op een masker dat strak over de neus en de mond is geplaatst. Niet-invasieve beademing is niet bij alle patiënten mogelijk en soms moet alsnog een beademingsbuisje worden ingebracht om invasief te kunnen beademen.

    Risico's

    Beademing heeft ook nadelen en daarom wegen we steeds zorgvuldig af of beademing nodig is, of nog steeds nodig is. Een beademingsmachine beademt de longen van een patiënt heel anders dan de manier waarop wij normaal ademhalen. Hierdoor kan schade aan de longen ontstaan. Door deze schade kunnen de longen stug worden, waardoor het beademen steeds lastiger wordt. Ook kan door de beademing een klaplong (pneumothorax) ontstaan. Verder is het bekend dat door beademing het risico op een longontsteking (pneumonie) toeneemt.  Bij niet-invasieve beademing bestaat het risico op drukplekken aan het hoofd/in het gezicht als gevolg van het masker en is er een verhoogde kans op verslikken. (Dit wordt ook wel aspiratie genoemd. Het betekent dat er maaginhoud in de luchtwegen/de longen komt.

    Noodzakelijk

    Vaak is beademing noodzakelijk of zelfs levensreddend. Meestal is er een duidelijke reden waarom patiënten tijdelijk niet zelfstandig kunnen ademen, zoals een ernstige infectie die eerst behandeld moet worden. De beademing, die daarbij hoort, moet u zien als het tijdelijk overnemen van een belangrijke lichaamsfunctie.
    Meestal worden patiënten in rugligging verpleegd en beademd, waarbij de patiënt wisselend wat meer op een zijde en dan op de andere zijde wordt gedraaid. Dit noemen we wisselligging. Als het mogelijk is verplegen we beademde patiënten rechtop zittend in bed of zelfs in een stoel.
    Bij beademde patiënten met ernstig zieke longen kan het nodig zijn om ook periodes in buikligging verpleegd te worden. Het doel hiervan is vooral de zuurstofopname door de longen te verbeteren. Tijdens buikligging worden patiënten doorgaans wat dieper in slaap gebracht en bij het terugdraaien naar rugligging valt op dat het gezicht gezwollen kan zijn. Als familielid of naaste is het goed hier op voorbereid te zijn.

    Chronische beademing

    Wij proberen om de periode van beademing zo kort mogelijk te houden. In zeer uitzonderlijke gevallen is het niet meer mogelijk om zelfstandig te kunnen ademen. Afhankelijk van vele factoren kan hier eventueel een chronisch beademingstraject worden gestart. De coördinatie hiervan verloopt via het Centrum voor Thuis Beademing (CTB).

    Lees meer over het ontwennen van de beademing

  • Intubatie

    Intubatie is het inbrengen van een beademingsbuis. Zo’n beademingsbuis wordt ook wel een ‘tube’ genoemd. Een tube is nodig om een patiënt invasief te kunnen beademen en wordt over het algemeen via de mond ingebracht.
    Soms is het nodig om de tube via de neus in te brengen. Aan het eind van de tube zit een ballonnetje dat wordt opgeblazen. Op die manier kan er geen lucht lekken  die de beademingmachine in de longen blaast. De tube bevindt zich tussen de stembanden en daardoor kan een patiënt met een tube niet praten. Om een beademingsbuisje in te kunnen brengen is het noodzakelijk dat de patiënt onder narcose (zie Anesthesie) wordt gebracht, tenzij er al een sterk gedaald bewustzijn (coma) bestaat.

    Risico's

    Het inbrengen van een tube heeft risico’s, maar is noodzakelijk als een patiënt moet worden beademd. De belangrijkste risico’s van intubaties zijn weefselschade (keel, stembanden en luchtpijp) en schade aan gebitselementen (meestal de boventanden).
    Daarnaast bestaat het risico op verslikken, waarbij maaginhoud in de longen terechtkomt. Dit wordt ook wel aspiratie genoemd en is de reden waarom patiënten, die gepland geïntubeerd worden bij een operatie, nuchter moeten zijn. Als er grote hoeveelheden maaginhoud in de longen terechtkomen, kan de gasuitwisseling dusdanig verslechteren dat de patiënt hieraan overlijdt. Ook als de intubatie niet lukt en de patiënt daardoor niet beademd kan worden kan dit leiden tot zuurstofgebrek en zelfs overlijden.
    Ernstige complicaties van intubatie zijn gelukkig zeldzaam. Elke intubatie wordt (ook bij spoed) zorgvuldig voorbereid en de uitvoering is in handen van goed getrainde en ervaren artsen.
     

  • Anesthesie en Sedatie

    Voor sommige handelingen of behandelingen op de Intensive Care is het nodig om een patiënt onder anesthesie (narcose) te brengen. Anesthesie (of narcose) is een zeer diepe ‘slaap’, die snel intreedt na toediening van medicatie via een infuus. Patiënten onder anesthesie worden altijd beademd.

    Risico's

    Zeker bij ernstig zieke patiënten heeft het onder anesthesie brengen risico’s, vooral wat de bloedsomloop (hemodynamiek) betreft. Omdat heel zieke patiënten nog maar een beperkte reserve hebben kan het toedienen van slaapmedicatie leiden tot een lage bloeddruk. Deze lage bloeddruk bestrijden we door extra vocht via het infuus toe te dienen en/of bloeddrukverhogende medicijnen (zie ook vasoactieve medicatie) te geven.
    Soms worden hierom van tevoren extra infusen ingebracht (zie ook arterielijn en centrale lijn).

    Sedatie

    Sedatie is een kunstmatige slaap, die minder diep is dan anesthesie (narcose) en kan variëren tussen lichte sedatie en diepe sedatie. Bij lichte sedatie krijgt de patiënt slaapmedicatie toegediend, maar is nog te wekken met behulp van geluid of een lichte aanraking. Bij diepe sedatie is een sterkere prikkel nodig om een reactie op te wekken. De grens tussen diepe sedatie en anesthesie is niet heel scherp. De reden om patiënten te sederen loopt uiteen van bestrijding van ongemak of angst tot het effectiever kunnen beademen van patiënten met ernstig zieke longen. Hoewel we begrijpen dat een behandeling op de Intensive Care of  Medium Care voor een patiënt zeer belastend kan zijn, weten we ook dat een te lange of te diepe sedatie schadelijk kan zijn. We maken op individuele basis, per patiënt, steeds een gebalanceerde afweging.
    Bij enkele ziektebeelden, zoals bij ernstig schedelhersenletsel of bij moeilijk te behandelen epilepsie, is het soms noodzakelijk een patiënt gedurende dagen diep onder narcose te brengen. Als dit bij uw familielid of naaste het geval is, dan leggen we dit aan u uit. 

  • Arterielijn

    Bij de meeste patiënten op de Intensive Care wordt een arterielijn geplaatst. Dit is een slangetje dat in een slagader wordt ingebracht met 2 belangrijke functies.Ten eerste kunnen we de druk in de slagader (de bloeddruk) continu meten en hiermee kan het effect van bepaalde medicijnen op de bloeddruk nauwkeurig worden gecontroleerd en bijgestuurd. In tegenstelling tot automatische bloeddrukmeting met behulp van een manchet worden we direct gewaarschuwd bij een belangrijke bloeddrukdaling of -stijging. Een tweede functie is de mogelijkheid om via de arterielijn bloed af te nemen. Bij patiënten op de Intensive Care en Medium Care wordt soms frequent een kleine hoeveelheid bloed afgenomen om waarden te bepalen.
    Zonder arterielijn zou een patiënt hier te vaak voor moeten worden geprikt. Omdat het bloed uit een slagader met zuurstofrijk bloed wordt afgenomen, kunnen we ook het effect van de beademing bepalen door het zuurstof- en koolzuurgehalte te meten.
    Een arterielijn kan op verschillende plaatsen worden ingebracht. Meestal gebeurt dit aan de binnenkant van de pols. Andere mogelijkheden zijn de slagaders in de elleboogsplooien en in de liezen. Een enkele keer wordt een arterielijn op de voetrug ingebracht.

    Risico's

    Bekende complicaties van het prikken van arterielijnen zijn infectie, lokale bloedingen of bloeduitstortingen en doorbloedingsstoornissen van lichaamsdelen, waar de slagader naartoe gaat. Vooral bij arterielijnen in de lies bestaat de kans op een bloeding, die soms moeilijk te stelpen is.
    Zenuwbeschadiging kan ontstaan omdat de zenuwen in het lichaam vaak dicht bij de slagader lopen. Door het aanprikken van de slagader kan een uitstulping van de slagader met een verzwakte wand ontstaan (pseudo-aneursysma). Voor vrijwel alle complicaties als gevolg van arterielijnen geldt dat ze weinig voorkomen, matig ernstig zijn en over het algemeen goed te behandelen zijn. Als de voordelen van een arterielijn niet meer opwegen tegen de eventuele nadelen, verwijderen we deze, nemen we op een andere manier bloed af en controleren we de bloeddruk door middel van een bloeddrukband.
     

  • Centrale lijn

    Naast een arterielijn wordt bij veel patiënten een centrale lijn ingebracht. Dit is een infuus in een grote ader met meerdere aansluitingen en een meervoudige functie. De belangrijkste reden om een centrale lijn in te brengen is het toedienen van bepaalde, vaak vasoactieve, medicatie. Deze medicatie kan of mag niet via een gewoon infuus (perifeer infuus) worden toegediend om uiteenlopende redenen. Ook als patiënten niet via het maagdarmstelsel kunnen worden gevoed is een centrale lijn noodzakelijk om via die weg speciale voeding te kunnen toedienen. Behalve toediening van medicatie of voeding, kunnen we ook de bloeddruk in de nabijheid van het hart meten, waarop we de behandeling van een patiënt kunnen sturen.
    Het inbrengen van een centrale lijn gebeurt door een arts onder steriele omstandigheden. De aders waarin een centrale lijn kan worden ingebracht, bevinden zich in de hals (vena jugularis), onder het sleutelbeen (vena subclavia) of in de lies (vena femoralis), zowel links als rechts. Voor het aanprikken van de ader in hals of in de lies wordt het bloedvat met behulp van een echoapparaat in beeld gebracht.

    Risico's

    Het inbrengen van een centrale lijn heeft risico’s, waarvan bloeding (vroege complicatie) en infectie (late complicatie) de belangrijkste zijn. Een zogenaamde lijngerelateerde infectie kan pas na dagen ontstaan en daarom bekijken we iedere dag of een centrale lijn nog wel nodig is. Zodra het verantwoord is, verwijderen we de lijn. Een bloeding kan eventueel ontstaan doordat niet de ader, maar de slagader wordt aangeprikt.
    Op bovengenoemde plekken lopen de grote aders vlakbij grote slagaders, maar door het gebruik van het echoapparaat zijn ader en slagader goed van elkaar te onderscheiden. Bij het inbrengen van een centrale lijn onder het sleutelbeen (vena subclavia) bestaat het risico dat de punt van de naald de long raakt, wat kan leiden tot een klaplong (pneumothorax). Bij een ernstige klaplong moet een drain (thoraxdrain) in de borstholte worden ingebracht.

  • Maagsonde

    Een maagsonde is een slangetje dat via de neus of de mond door de slokdarm in de maag wordt ingebracht en dient meestal om sondevoeding te kunnen toedienen. Dit geldt vooral voor patiënten aan de beademing die vanwege het beademingsbuisje (tube) niet normaal kunnen eten en drinken. Ook niet-beademde patiënten worden regelmatig via een maagsonde gevoed, bijvoorbeeld bij slikproblemen of bij ernstige zwakte. Naast voeding kan ook medicatie via de sonde worden toegediend. Een andere reden om een sonde in de maag in te brengen kan zijn om maag- en darmsappen af te voeren als de darmen niet goed werken.

    Risico's

    Het inbrengen van een maagsonde is een relatief eenvoudige handeling, die een enkele keer kan leiden tot een bloedneus. Theoretisch is het mogelijk dat de sonde per ongeluk in het verkeerde keelgat (de luchtpijp) terechtkomt, maar voordat er voeding wordt gestart wordt altijd gecontroleerd of de sonde goed ligt. Omdat het voor alle patiënten, maar in het bijzonder voor ernstig zieke patiënten belangrijk is dat ze goed gevoed worden, is een maagsonde meestal noodzakelijk.
     

  • Blaaskatheter

    Bijna alle patiënten op de Intensive Care en Medium Care hebben een blaaskatheter, waarmee urine vanuit de blaas direct naar buiten het lichaam wordt afgevoerd. Voor een deel is dit om praktische redenen: patiënten kunnen op onze afdeling niet naar een toilet, omdat ze aan de monitor verbonden zijn en infusen hebben. Bovendien kunnen niet alle patiënten aangeven wanneer ze moeten plassen. Daarnaast is het voor het behandelend team belangrijk om de hoeveelheid geproduceerde urine nauwgezet (ieder uur) te monitoren. De urineproductie zegt iets over de doorbloeding van vitale organen (in dit geval de nieren). Net als een arterielijn, een perifeer infuus, een centrale lijn of een maagsonde hoort een blaaskatheter meestal bij de standaard behandeling op de IC/MC.

    Risico's

    Een blaaskatheter wordt via de plasbuis ingebracht; doorgaans gaat dit gemakkelijk en zonder problemen. Vooral bij mannen met een vergrote prostaat kan het inbrengen soms lastig zijn en ontstaat wel eens een bloeding. Bij problemen wordt de uroloog gevraagd te helpen. Op langere termijn  kunnen vernauwingen van de plasbuis ontstaan, zeker als een patiënt langdurig een blaaskatheter nodig heeft. Een kleine groep patiënten heeft een permanente blaaskatheter nodig; deze wordt dan via de buikwand door de uroloog ingebracht.

  • Perifeer infuus

    Dit is een gewoon infuus, dat meestal in een ader op de onderarm wordt ingebracht en soms op de voet. Via een infuus kan medicatie of vocht worden toegediend. Ook als een patiënt een centrale lijn heeft kan het nodig zijn om daarnaast een perifeer infuus in te brengen, bijvoorbeeld omdat een patiënt veel medicatie gebruikt, die niet tegelijkertijd via hetzelfde infuus kan of mag worden toegediend.

    Risico's

    Aan het inbrengen van een perifeer infuus zijn geen ernstige complicaties verbonden. Het bloedvat waarin het infuus is geplaatst kan na verloop van tijd ontsteken. Dit is een reden om het infuus te verwijderen. Verder kan een infuus, ook als het in eerste instantie goed in de ader zit, op een later moment gaan lekken, waarbij de toegediende vloeistoffen en medicatie ook onderhuids terecht kunnen komen. Door dagelijks de insteekplaatsen van lijnen en infusen goed te controleren kan dit tijdig worden ontdekt. Bij lekkage van vloeistof onder de huid of ontsteking van het bloedvat verwijderen we het infuus.

  • Toediening van vasoactieve middelen

    Ernstig zieke patiënten hebben vaak stoornissen in hun bloedsomloop (hemodynamiek). Hierbij kunnen de bloeddruk en de hartslag heel hoog of juist heel laag zijn. Deze stoornissen kunnen zo ernstig zijn dat een patiënt hierdoor kan overlijden. Om de hartslag en bloeddruk weer stabiel te krijgen zijn vaak krachtige medicijnen noodzakelijk, die via een pomp en een centrale lijn worden toegediend. Deze medicatie worden ook wel vasoactieve middelen genoemd, omdat ze deels op de wand van de bloedvaten (vas = (bloed)vat) werken. Sommige van deze middelen zijn zeer kortwerkend (het effect houdt slechts een paar minuten aan) en om die reden moeten ze continu worden toegediend, waarbij de dosering telkens kan worden bijgesteld. Patiënten die met deze medicijnen worden behandeld, hebben vaak een arterielijn nodig om de bloeddruk nauwkeurig te kunnen controleren en een centrale lijn om de medicatie toe te dienen.
     

  • Toediening van andere medicatie

    Naast vasoactieve medicatie en antibiotica krijgen patiënten op de Intensive Care en Medium Care verschillende andere medicijnen. Dit kan medicatie zijn die thuis ook wordt gebruikt, maar het kan ook zijn dat de thuismedicatie tijdelijk niet kan of mag worden gebruikt. Veel gebruikte medicatie op onze afdeling zijn pijnstillers, slaapmiddelen, antitrombose middelen en bloeddrukregulerende middelen. Alle beademde patiënten krijgen inhalatiemedicatie (vernevelingen) en patiënten die kunstmatig worden gevoed (sondevoeding via de maag of voeding via het bloedvat) hebben regelmatig insuline nodig om de bloedsuiker op het gewenste niveau te houden. Als u dus ziet dat uw familielid of naaste met insuline wordt behandeld,  betekent dit niet automatisch dat hij of zij vanaf dat moment diabeet (suikerpatiënt) is.
    Het wel of niet toedienen van (eigen) medicatie is afhankelijk van vele factoren. Dagelijks beoordelen we welke medicatie nodig is. Verder bekijken we of bepaalde medicatie moet worden gestart of kan worden hervat. Medicijnen kunnen op diverse manieren worden toegediend: als tablet om door te slikken of fijngemalen via de sonde, als drank, via het infuus of met behulp van een prik onder de huid.
    Het is belangrijk dat we op de hoogte zijn van eventuele allergieën of overgevoeligheidsreacties. Behalve voor medicijnen willen we ook graag weten of patiënten overgevoelig zijn voor andere zaken zoals voedingsstoffen, pleisters of röntgencontrastmiddelen.


  • Bloedafname voor onderzoek

    Om de behandeling op de IC/MC goed te kunnen sturen is frequent bloedonderzoek nodig. Bij beademde patiënten controleren we regelmatig wat het zuurstof- en koolzuurgehalte in het bloed is en als we insuline aan patiënten geven, moeten we geregeld het bloedsuikergehalte bepalen. Bloedafname kan ook nodig zijn om een diagnose te kunnen stellen. Bij patiënten met een arterielijn hoeven we niet opnieuw te prikken. Eventueel kunnen we ook uit een centrale lijn bloed afnemen. We proberen het aantal bloedafnames en de totale hoeveelheid afgenomen bloed tot een minimum te beperken.

    Afname van overige materialen voor onderzoek

    Behalve bloed kan het nodig zijn om andere lichaamsproducten nader te onderzoeken. Denkt u hierbij aan: urine, drainvocht, slijm uit de longen (sputum) of ontlasting.
     

  • Overige diagnostiek

    Behalve bloedonderzoeken en het verrichten van kweken, wordt er bij patiënten op de Intensive Care en Medium Care nog ander onderzoek verricht. Nadat een beademingsbuisje is geplaatst (intubatie) of een centrale lijn in de hals, wordt ter controle altijd een röntgenfoto gemaakt Er kan ook een andere reden zijn om een foto van hart en longen te maken. Deze foto’s worden met een mobiel röntgenapparaat gemaakt op onze afdeling. Andere onderzoeken die regelmatig op de IC/MC worden verricht zijn een ECG (hartfilmpje) of een echografie (van het hart, de buik of de borstholte). Veel van deze onderzoeken worden door artsen en verpleegkundigen van de afdeling verricht. Er zijn ook onderzoeken die door artsen en laboranten van andere afdelingen worden uitgevoerd. Voorbeelden hiervan zijn een EEG (hersenfilmpje), kijkonderzoeken van de maag (door de maag-darm-lever-arts) of een kijkonderzoek van de luchtwegen, wat door een longarts wordt gedaan.
     

  • Transport

    Niet alle noodzakelijke onderzoeken en behandelingen kunnen op de afdeling zelf plaatsvinden en dat betekent dat patiënten naar de behandel- of onderzoeksplek moeten worden gebracht. Bijvoorbeeld voor een CT-scan moet de patiënt de afdeling tijdelijk verlaten.

    Vanzelfsprekend moet de ondersteunende behandeling die een patiënt krijgt zoveel mogelijk doorgaan tijdens het transport. Dit geldt o.a. voor de beademing en toediening van vasoactieve middelen. Er zijn ook onderdelen van de behandeling die tijdelijk moeten worden onderbroken, zoals niervervangende therapie. Voor transporten van beademde patiënten is een speciale transportmodule gebouwd waarop o.a. een monitor, een beademingsapparaat en infuuspompen staan.

    Voor een onderzoek (of een behandeling) buiten de afdeling is het belangrijk dat de voordelen opwegen tegen de risico’s van het transport. Door het treffen van allerlei voorzorgsmaatregelen worden de risico’s zoveel mogelijk gereduceerd. Tijdens een transport van IC- patiënt is er naast een verpleegkundige altijd een arts bij de patiënt. Bij een MC-patiënt hoeft niet altijd een arts aanwezig te zijn bij het transport.

Behandelingen waarvoor aparte toestemming (Informed Consent) nodig is

Deze behandelingen bespreken we expliciet met u en/of uw naasten. We vragen aparte toestemming (Informed Consent) en noteren dit alles in ons elektronische patiënten dossier.
  • In zeer zeldzame gevallen kan het voorkomen dat de werking van het hart en/of de longen tijdelijk overgenomen moeten worden.

    lees meer


    Behandeling met een Hart-/longmachine

    In zeer zeldzame gevallen kan het voorkomen dat de werking van het hart en/of de longen tijdelijk overgenomen moeten worden. Een van onze IC units is hiervoor uitgerust. Het overnemen van deze functies wordt ECLS genoemd. ECLS staat voor Extra Corporeal Life Support en is ook wel bekend als Extra Corporeal Membrane Oxygenation (ECMO).
    Anders dan bij reguliere hart-  en longfunctieondersteunende apparatuur kan ECLS deze functies volledig overnemen. Hierdoor kunnen hart en/of longen rusten en herstellen. Deze behandeling passen we vooral toe bij mensen met direct levensbedreigende long- en/of hartproblemen.

    Werking ECLS-machine

    Via de ECLS- machine wordt bloed van de patiënt rondgepompt. Daarvoor moet op een aantal plaatsen in het lichaam een buisje (canule, doorzichtige slang) worden geplaatst. Deze canules worden vastgemaakt aan de ECLS-machine. De arts beslist op welke plekken en in welke bloedvaren de canules geplaatst worden. Dit kan in de hals of in de liezen en heel soms bij het borstbeen. Het plaatsen van de canules kan gebeuren op de IC of in de operatiekamer.
    De pomp van de ECLS-machine zorgt ervoor dat er bloed door de canules stroomt. Dit stroomt via de kunstlong van de ECLS-machine weer terug naar de bloedvaten van de patiënt. In de kunstlong wordt zuurstof toegevoegd en koolzuurgas verwijderd. Om te zorgen dat het bloed niet stolt in het ECLS-systeem, worden antistollingsmedicijnen gegeven.

    Risico's

    Bij de ECLS-behandeling bestaan risico’s. Omdat we het bloed moeten ontstollen met het medicijn heparine, bestaat er een groot risico op een bloeding. Deze kan ontstaan bij de insteekplaatsen van de canules, maar ook in de rest van het lichaam. Er kan lucht of een bloedstolsel via het ECLS-systeem in de patiënt komen, dat noemen we een luchtembolie. Er kan ook iets misgaan met het ECLS-circuit zelf. Deze kans is uiterst klein.
     

  • Niervervangende therapie

    Orgaansystemen

    Bij ernstig zieke patiënten kan het ziek zijn zich in alle delen van het menselijk lichaam laten zien. In de praktijk kijken we vaak naar organen of orgaansystemen. Meerdere organen of orgaansystemen kunnen minder goed functioneren en uiteindelijk ook geheel falen. Dit noemen we ook wel Multipel Orgaan Falen (MOF). Zo kan een ernstige infectie (sepsis) bijvoorbeeld leiden tot een lage bloeddruk (falen van het hartvaatsysteem), tot het onvermogen om zelfstandig adem te halen (falen van het ademhalingssysteem) en tot falen van andere orgaansystemen. Organen die hier zeer gevoelig voor zijn, zijn onze nieren. De nieren hebben onder andere als functie de hoeveelheid vocht in ons lichaam te reguleren en om allerlei afvalstoffen via de urine uit te scheiden.

    Dialyse

    Als de nieren niet meer goed werken (falen) moeten deze functies worden overgenomen door een apparaat. Op de Intensive Care gebeurt dit door een soort continue dialyse (CVVH: Continue Veno-Veneuze Hemofiltratie). Hiervoor is het nodig een dik infuus in een centraal bloedvat te brengen (zie centrale lijn).
    Een machine laat bloed door een filter lopen en verwijdert zo afvalstoffen en vocht uit het bloed. Vervolgens wordt er vocht zonder afvalstoffen (buffer- of substitutievloeistof) toegevoegd en via hetzelfde dikke infuus weer teruggegeven. Deze hoeveelheid vocht kan worden aangepast  afhankelijk van het vocht dat een patiënt binnenkrijgt met voeding en medicatie.

    Risico's

    De risico’s van niervervangende therapie zijn dezelfde risico’s als die van het inbrengen van een centrale lijn, omdat er voor deze behandeling een speciaal infuus (CVVH-catheter) moet worden ingebracht. Een eventuele bloeding kan heviger zijn, omdat het om een vrij dik infuus gaat. Daarnaast kan het zijn dat er bloed verloren gaat in de machine: een filter stolt na verloop van tijd en het lukt niet altijd om al het bloed in het systeem aan de patiënt terug te geven.
    Hierdoor kan het nodig zijn dat er op termijn een bloedtransfusie nodig is. Om het stollen van het systeem tegen te gaan wordt vaak een lage dosering bloedverdunner gegeven. Als dat niet mogelijk is, wordt alleen het systeem (en niet de patiënt) ontstold.

  • Kleine operatieve ingrepen zoals een tracheotomie

    Bij een tracheotomie wordt een buisje (canule) via de hals tot in de luchtpijp (trachea) ingebracht. Deze canule vervangt het beademingsbuisje (tube), dat meestal via de mond is ingebracht. Er zijn verschillende redenen om dit te doen, maar de belangrijkste is langdurige beademing, waarbij een patiënt langzaam en geleidelijk van de beademing moet worden ontwend. Andere redenen zijn: een langdurig sterk gedaald bewustzijn (coma), ernstige (spier)zwakte (Critical Illness Polyneuropathie) of zwelling van de hals waardoor detubatie (het verwijderen van het normale beademingsbuisje) niet mogelijk (veilig) is. Voor patiënten is een tracheacanule veel comfortabeler dan een beademingsbuisje via de mond. Andere voordelen zijn dat iemand met een canule niet voortdurend beademd hoeft te worden en met een canule (onder bepaalde omstandigheden) kan spreken. Ook kan de mondkeelholte beter worden verzorgd.
    Meestal wordt de tracheotomie op de Intensive Care uitgevoerd, waarbij de patiënt onder anesthesie wordt gebracht. In de hals, net boven het borstbeen, wordt een snede van ongeveer 2 centimeter gemaakt en vervolgens wordt het onderhuidse weefsel weggeschoven totdat de luchtpijp goed te voelen is. Daarna wordt met een naald in de luchtpijp geprikt en het gaatje geleidelijk opgerekt totdat de canule erin past. Los van alle voorbereidingen, die de meeste tijd kosten, duurt de ingreep zelf ongeveer 10 minuten.

    Risico's

    Complicaties van de ingreep kunnen veroorzaakt worden door de anesthesie of door de ingreep zelf. Er kan een bloeding optreden en daarnaast bestaat de mogelijkheid dat er uitgeademde lucht onder de huid terechtkomt. Op langere termijn kan de luchtpijp vernauwen. Een tracheotomie bij uw familielid of naaste bespreken we altijd van tevoren met u.
     

     

  • Transfusie

    Met een transfusie bedoelen we toediening van bloed of bloedproducten. De bekendste bloedproducten zijn rode bloedcellen (erytrocyten), die nodig zijn voor het zuurstoftransport en plasma, dat vooral (stollings)eiwitten bevat. Ook worden regelmatig bloedplaatjes (thrombocyten) toegediend, die ook een functie hebben bij het stollen van bloed.

    Risico's

    Met het toedienen van bloed of bloedproducten van een donor bestaat de kans op een zogenaamde transfusiereactie, waarbij het lichaam reageert op lichaamsvreemde eiwitten. Daarom is het belangrijk patiënten van tevoren te testen op hun bloedgroep en eventuele antistoffen. Toch kan er ondanks uitgebreide testen bij iedereen die een transfusie krijgt, een reactie optreden die kan variëren van mild tot zeer ernstig.

    Vanwege de potentiële risico’s zijn we zeer terughoudend met het toedienen van bloedproducten, maar soms is het echt noodzakelijk. Voor het toedienen van bloedproducten vragen we in principe toestemming, maar in acute situaties is dat niet altijd mogelijk. Wij dienen geen bloedproducten toe aan patiënten, die duidelijk (met een schriftelijke wilsverklaring) aangegeven hebben dat zij dat vanwege hun geloofsovertuiging of om een andere reden niet willen.

Overige behandelingen op de IC en MC

  • Een delirium is een toestand van (acute) geestelijke verwardheid. De verwardheid uit zich meestal in onrust. De verwardheid neemt meestal af als de lichamelijke toestand verbetert.

    lees meer


  • Thoraxdrain

    Een thoraxdrain is een slang (drain), die in de borstholte (thorax) wordt ingebracht. Onder normale omstandigheden liggen de longvliezen (pleurae) tegen elkaar aan, maar bij zieke patiënten kan zich hier vocht ophopen. Met een drain kan dit vocht worden weggehaald, waardoor het ademen makkelijker wordt. Een andere reden om een thoraxdrain in te brengen kan ophoping van lucht in de pleuraholte zijn, zoals bij een klaplong. In sommige gevallen kan een klaplong een acute drainplaatsing vergen.

    Complicaties van thoraxdrainage zijn een bloeding, infectie, zenuwbeschadiging en een klaplong.

    Patiënten die een hartoperatie hebben ondergaan, komen met thoraxdrains naar de Intensive Care om bloed- en vochtophoping in de borstholte te voorkomen.In principe bespreken we het inbrengen van een thoraxdrain van tevoren met de patiënt of zijn/haar wettelijk vertegenwoordiger, maar hier is niet altijd genoeg tijd voor.

  • Elektrische cardioversie (ECV)

    Een elektrische cardioversie is het behandelen van bepaalde hartritmestoornissen met een elektrische schok. Er is een verschil tussen ritmestoornissen waarbij het hart nog wel (effectief) pompt en ritmestoornissen waarbij dat niet het geval is. Soms moet er acuut een schok worden toegediend omdat er door de ritmestoornis onvoldoende bloedcirculatie is.
    Er zijn ook minder ernstige ritmestoornissen waarvan boezemfibrilleren de meest voorkomende is. Deze stoornis komt vooral voor bij patiënten die een hartoperatie hebben ondergaan. Meestal proberen we in eerste instantie om het boezemfibrilleren met medicijnen te behandelen, maar als dat niet lukt  kan elektrische cardioversie uitkomst bieden. Voor een elektrische cardioversie worden patiënten kortdurend onder anesthesie gebracht en moeten ze nuchter zijn. De kans op complicaties is klein.
     

  • Decubitus

    Patiënten die langdurig (in een ziekenhuis) verpleegd worden, hebben een verhoogd risico op het ontwikkelen van doorligwonden ofwel decubitus. Er zijn allerlei factoren, die de kans op decubitus verhogen zoals: een gedaald bewustzijn, verminderd bewegen, een slechte voedingstoestand en slechte doorbloeding van de weefsels. Een combinatie van deze factoren zien we nogal eens bij de patiënten op onze afdeling. De plekken op het lichaam, die extra gevoelig zijn voor doorligwonden zijn waar het bot dicht onder huid gelegen is: stuit, hielen, ellebogen, schouderblad en achterhoofd.

    Met preventieve maatregelen is een deel van de doorligwonden te voorkomen. Op onze afdelingen hebben alle patiënten een anti-decubitus matras en wordt wisselligging toegepast, als dat medisch gezien verantwoord is. Mocht er toch decubitus optreden, dan behandelen we dit in een zo vroeg mogelijk stadium. Binnen de afdeling is een verpleegkundig specialist actief, die zich specifiek bezighoudt met de preventie en behandeling van decubitus. Lees meer over decubitus.

  • Sepsis

    Sepsis is een aandoening die vaak voorkomt op de Intensive Care en de Medium Care. In de volksmond wordt dit bloedvergiftiging genoemd. Feitelijk betekent sepsis dat er een infectie is met daarbij tekenen van ontsteking in het hele lichaam. De symptomen, die daarbij horen zijn koorts -of juist ondertemperatuur-, een versnelde hartslag, een snelle ademhaling en te weinig of juist te veel witte bloedcellen in het bloed. In de meeste gevallen is het duidelijk waar de infectie zit: dat kan bijvoorbeeld in de luchtwegen, het maag-darmstelsel, de galwegen of urinewegen zijn. Soms is de oorzaak een centrale lijn.

    Het is belangrijk om de veroorzakende bacterie met antibiotica te bestrijden en daarnaast de bron van de sepsis aan te pakken. Dat betekent bijvoorbeeld dat een abces in de buik moet worden gedraineerd en dat een verdachte centrale lijn of een galsteen moet worden verwijderd. Een sepsis is een ernstig ziektebeeld, waaraan een patiënt kan overlijden, vooral als er multipel orgaan falen optreedt.

  • Multipel Orgaan Falen

    Als gevolg van een ziekte of ongeval kan multipel orgaan falen optreden. Vaak is de reden om op de Intensive Care opgenomen te worden het falen van één of meerdere orgaansystemen. Bijvoorbeeld de bloedsomloop of het ademhalingssysteem. Ook de nieren, de lever en het stollingssysteem kunnen betrokken zijn bij het orgaanfalen.

    Het aantal organen of orgaansystemen dat betrokken is zegt iets over de ernst van de ziekte en de prognose. Een groot deel van de behandeling op de Intensive Care is erop gericht om tijdelijk falende orgaansystemen te ondersteunen.

  • Ernstige spierzwakte: Critical Illness Polyneuropathie/ICUAW

    Dit is de medische term voor ernstige zwakte, die we regelmatig zien bij patiënten, die ernstig ziek zijn of zijn geweest. Hiervoor gebruiken we tegenwoordig de term “ICU acquired weakness (ICUAW)”. Er is nog veel onduidelijk over de precieze oorzaak van deze zwakte. De zwakte kan de revalidatie van patiënten flink bemoeilijken. In ernstige gevallen kan een patiënt totaal verlamd zijn en alleen nog maar met de ogen knipperen. Door de zwakte kan ook het ontwennen van de beademing moeizaam verlopen en wordt er besloten tot een tracheotomie. Volledig herstel van een critical illness polyneuropathie/ICUAW is mogelijk, maar kan vele maanden vergen. Soms blijven er restverschijnselen.

    Met een EMG (Electro Myo Grafie) onderzoek kan de diagnose worden bevestigd, maar voor de aandoening bestaat geen specifieke behandeling.
  • Medewerkers
  • Intranet